J f -M inrichting van gebouwen 3 Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 1 onder b voor trap- pen in niet tot bewoning bestemde gebouwen, indien de veiligheid dat toelaat. ARTIKEL 91 Aantrede van trappen en breedte en afwerking van treden 1 De aantrede van vaste trappen naar voor het verblijf van mensen bestemde ruimten in tot bewoning bestemde gebouwen moet, gemeten in de klimlijn, ten minste bedragen: a. indien de trappen de hoofdtoegang vormen tot meer dan één woning en die woningen niet tevens met een lift bereikbaar zijn: 23 cm; b. in eengezinshuizen: voor rechte delen ten minste 17 cm; voor andere delen ten minste 18 cm; c. in alle overige gevallen: ten minste 20 cm. 2 De aantrede van vaste trappen naar niet voor het verblijf van mensen be- stemde ruimten in tot bewoning bestemde gebouwen moet, gemeten in de klimlijn, ten minste 14 cm bedragen. 3 De breedte van de treden van niet binnen een woning gelegen vaste trappen naar voor het verblijf van mensen bestemde ruimten mag, gemeten loodrecht op de voorkant van de trede, nergens minder zijn dan 8 cm, met dien ver- stande dat deze breedte bij trappen die de hoofdtoegang tot meer dan twee woningen vormen, welke woningen niet tevens met een lift bereikbaar zijn, nergens minder mag zijn dan 17 cm. 4 Treden van vaste trappen met een aantrede van 24 cm of minder naar voor het verblijf van mensen bestemde ruimten moeten zijn voorzien van een wel van ten minste 4 cm, indien ze zijn begrensd door een stootbord of door een volgende trede. 5 De aantrede van andere dan vaste trappen in tot bewoning bestemde ge- bouwen moet ten minste 11 cm bedragen. 6 Nadere eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot de aantrede en de tredebreedte van trappen in: a. bijzondere woongebouwen; b. niet tot bewoning bestemde gebouwen. 61

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1967 | | pagina 71