ARTIKEL 96 Lengte van de treden van vaste trappen Het uiteinde van de trede, dan wel de buitenkant van de boom, van een vaste trap naar een voor het verbiijf van mensen bestemde ruimte mag niet meer dan 5 cm binnen de trapleuning zijn gelegen. ARTIKEL 97 Wijze van meten van de breedte van trappen De breedte van een trap wordt gemeten: a. indien de trap van twee leuningen is voorzien, tussen de leuningen; b. indien de trap van één leuning is voorzien, tussen de leuning en de andere buitenkant van de trap, dan wel tussen de leuning en de wand, die de trap begrenst; c. indien de trap niet van leuningen is voorzien, tussen de buitenkanten van de trap. ARTIKEL 98 Afdekking en wanden van hellingbanen Een hellingbaan van een tot bewoning bestemd gebouw moet zijn voorzien van een afdekking en van gesloten zijwanden, tenzij nabij de hellingbaan tevens een trap aanwezig is die aan hetzelfde doel beantwoordt als de helling- baan. ARTIKEL99 Inrichting van hellingbanen 1 Een hellingbaan van een tot bewoning bestemd gebouw moet een vloeiend verloop hebben en moet aan het boveneinde over de volle breedte aansluiten aan een horizontaal oppervlak, waarvan de afmeting in de richting van de hellingbaan ten minste 90 cm bedraagt. 2 Hellingbanen, die meer dan twee bouwlagen van tot bewoning bestemde ge- bouwen verbinden, moeten ter hoogte van de vloer van iedere bouwlaag, waarop een toegang tot de hellingbaan aanwezig is, zijn onderbroken door een horizontaal vlak van dezelfde afmetingen als genoemd in lid 1. 3 De helling van een rechte hellingbaan, als bedoeld in lid 1, mag niet meer dan 1:10 bedragen. De helling van een niet rechte hellingbaan, als bedoeld in lid 1, mag in de looplijn gemeten niet meer dan 1:10 bedragen en overigens niet meer dan 1 8.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1967 | | pagina 74