Inrichting van gebouwen
ARTIKEL 128 Inrichting van privaten en waterplaatsen
1 Een privaat moet zijn voorzien van een closetpot. De plaats van de closetpot
moet doeltreffend zijn.
Aan dit voorschrift wordt geacht te zijn voldaan, indien de plaatsing is geschied
overeenkomstig NEN 1710, uitgave 1964.
2 Een waterplaats moet zijn voorzien van één of meer urinoirs.
3 Een closetpot, een privaattrechter en een urinoir in een gebouw dat is voorzien
van leidingen voor leidingwater, moeten van waterspoeling zijn voorzien.
4 Een privaat en een waterplaats in een gebouw dat is voorzien van leidingen
voor leidingwater, moeten zijn voorzien van een wasbak.
Niet van toepassing is het bepaalde in dit lid op een privaat of een water-
plaats, waarvan het portaal of de gang, die er toegang toe geeft, is voorzien
van een wasbak.
5 Nadere eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot de inrichting van niet
tot een woning behorende privaten en waterplaatsen.
ARTIKEL 129 Inrichting en afwerking van badruimten
1 De vloer van een badruimte moet waterdicht zijn en voorzien van opstaande
kanten van ten minste 4 cm hoog.
In de vloer moet een lozing, aangesloten op een afvoerleiding en voorzien
van een stankafsluiter en een doeltreffend rooster, aanwezig zijn. Een bad-
ruimte met een oppervlakte van 1,8 m2 of meer moet bovendien zijn voorzien
van een aansluitgelegenheid aan een afvoerleiding voor een badkuip, een
zitbad of een bad-wascombinatie.
2 De wanden van een badruimte moeten ten minste 1,7 m boven de vloer een
waterdicht afgewerkt oppervlak hebben. Het overige deel van de wanden moet
bestaan uit of bekleed zijn met materiaal, dat niet door water of waterdamp
wordt aangetast.
3 Nadere eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot de inrichting van niet
tot een woning behorende badruimten.
77