79 30 maart 1967 zo nu en dan wel eens ziet. Spreekster gelooft dat de heer Van de Riet juist heeft gehandeld met dit toch te vermijden. Hij heeft er goed aan gedaan door ogenblikkelijk een klacht bij de K.N.V.B. in te dienen. Afge- wacht moet worden wat hiervan terecht komt. Het is een heel droevige zaak dat één man een wedstrijd laat doorgaan terwijl hij toch van heel deskun- dige zijde wordt gewaarschuwd om dit niet te doen. De voorzitter zegt dat hij aan het antwoord van mevrouw Van der Meu- len nog wat wil toevoegen. Deze zaak heeft in het college van burge- meester en wethouders nog geen punt van bespreking uitgemaakt. Spreker vertolkt dus zijn eigen mening. Het is misschien wel eens goed dat deze kwestie precies wordt uitgezocht. Waar ligt n.l. de bevoegdheid. Spreker gelooft dat, wanneer de consul in eerste instantie het terrein heeft goed- gekeurd, hetgeen in deze is geschied, het ter beoordeling van de scheids- rechter staat of de wedstrijd al of niet doorgaat. Z.i. kan de directeur van de sportparken daartegen niet optreden. Een andere kwestie is het wan- neer het bestuur van de Sportstichting, als zodanig een verlengstuk van het gemeentebestuur, het bespelen van het veld verbiedt. Het is helemaal fout dat de heer Van de Riet heeft gedacht dat hij de wedstrijd zou kunnen hebben tegenhouden. Dat hij zich tot de politie heeft gewend is ook fout. Hij had zeker niet met een politiefunctionaris het terrein mogen betreden. Het is zeer goed dat de heer Rücker deze zaak in bespreking heeft gebracht zodat zij eens kan worden uitgezocht. Persoonlijk meent spreker dat, wan- neer de consul het terrein heeft goedgekeurd, de scheidsrechter heeft te bepalen of er al dan niet gespeeld wordt. De scheidsrechter was te laat op het veld en dat was zijn fout. Onder de druk van het publiek heeft hij mis- schien laten spelen. Wethouder mevrouw Van der Meulen zegt dat de heer Van de Riet bij wedstrijden optreedt als vertegenwoordiger van de Heemsteedse Sportstich- ting. Hij had dus wel degelijk het recht om te zeggen dat het voor het ge- meentebestuur onaanvaardbaar was dat het terrein zou worden vernield. Spreekster meent dat de heer Van de Riet geen bevel aan de politie heeft gegeven. Zij is er van overtuigd dat hij dat niet heeft gedaan. Hij heeft waarschijnlijk alleen de politieagent verzocht met hem mee te gaan om ge- tuige te zijn van het feit dat hij de scheidsrechter er op attent maakte dat door de wedstrijd door te laten gaan schade zou worden toegebracht aan eigendommen van de gemeente. Spreekster heeft niet het idee dat de heer Van de Riet hier foutief heeft gehandeld. Hij heeft gehandeld als de ver- tegenwoordiger van de Heemsteedse Sportstichting, want hij kan niet ver- wachten dat de bestuursleden van de Heemsteedse Sportstichting steeds bij wedstrijden aanwezig zijn. De voorzitter vindt het een heel interessant debat en het zou wel eens aardig kunnen zijn het debat uit te breiden. De heer Van de Riet is met de politiefunctionaris het veld opgegaan. Hij heeft daarna zelf gezegd: „wat kon ik anders doen, ik kon toch niet met die ene man het terrein laten ontruimen." Het is dus zijn bedoeling geweest om met de aanwezigheid van een politieagent op de scheidsrechter druk uit te oefenen om de wed- strijd niet te doen doorgaan. De heer Van de Riet kan deskundiger zijn dan de leden van de Heemsteedse Sportstichting, maar de heer Van de Riet heeft niets over de politie te zeggen. Wethouder mevrouw Van der Meulen: „Dat heeft hij ook geen ogenblik gepretendeerd." De voorzitter: ,,Dat is wel waar, want hij heeft zich daartoe tot de poli- tie gewend." Wethouder mevrouw Van der Meulen: ,,Hij heeft deze politieagent ver- zocht om getuige te zijn bij het doen van zijn verzoek aan de scheidsrech- ter,"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1967 | | pagina 24