62a
6e afd.
25 mei 1967
VERORDENING OP DE ALGEMENE BEGRAAFPLAATS.
De Raad der gemeente Heemstede;
BESLUIT:
le. met ingang van 1 januari 1968 in te trekken de verordening op de
algemene begraafplaats, vastgesteid bij raadsbesluit van 28 september
1950, no. 84, zoals deze sedertdien is gewijzigd;
2e. vast te stellen de volgende
„VERORDENING OP DE ALGEMENE BEGRAAFPLAATS"
Van de algemene begraafplaats.
Artikel 1.
De gemeente-begraafplaats aan de Herfstlaan is bestemd tot algemene
begraafpiaats. Deze begraafplaats heeft een afdeling, waar slechts per-
sonen zuilen worden begraven, die op het tijdstip van overlijden tot het R.K.
kerkgenootschap behoren.
Van de graven.
Artikel 2.
1. De graven worden als volgt ingedeeid:
a. graven, waarin uitsluitend door de rechthebbende mag worden be-
graven tot het tijdstip, waarop de begraafplaats gesloten wordt ver-
klaard;
b. graven, waarin mag worden begraven zonder het uitsluitend recht
tot begraven door de rechthebbende;
c. graven, waarin geen andere lijken worden begraven dan die van
kinderen beneden de leeftijd van 12 jaren.
2. De graven, bedoeld in lid 1, onder a worden slechts voor directe ter-
aardebestelling uitgegeven.
3. Het recht tot begraven in de graven, bedoeld in lid 1, onder b en c blijft
bij de gemeente berusten.
Van het recht tot begraven.
Artikel 3.
1. In graven en bestaande grafkelders mag uitsiuitend worden begraven
het lijk van:
a. personen, die alhier zijn overleden;
b. personen, die, hoewei eiders overleden, op de dag van het overlijden
in het bevolkingsregister alhier waren opgenomen, of, voorzover
het betreft het begraven op het met toepassing van artikel 19 der
Wet op de lijkbezorging, voor de leden van een kerkelijke gemeen-
te bestemde gedeelte der algemene begraafplaats, lidmaat van die
kerkelijke gemeente waren;
c. personen, en hun rechtverkrijgenden, die als gerechtigden op een
graf bekend staan, alsmede hun echtgenoot/echtgenote en/of bloed-
verwanten tot en met de tweede graad;
d. personen, wier echtgenoot/echtgenote of bloedverwanten in de eerste
graad, alhier zijn begraven.
2. Het uitsluitend recht tot begraven in een bepaald graf wordt slechts ver-
leend voor de in artikel 2, onder a vermelde graven.
3. Het in lid 2 bedoelde recht wordt verleend:
a. voor onbepaalde tijd;
b. voor een periode van 10 jaren.