62a
6e afd.
25 mei 1967
Artikel 7.
1. De in artikel 6, lid 1 bedoelde grafbedekkingen moeten voldoen aan door
burgemeester en wethouders te bepalen grootte, vorm, kleur en deug-
delijkheid; de in artikel 6, lid 2 bedoelde grafbedekkingen moeten vol-
doen aan door burgemeester en wethouders te bepalen vorm, kleur en
deugdelijkheid.
2. De in artikel 6 bedoelde vergunning moet schriftelijk worden aange-
vraagd bij burgemeester en wethouders, die daarop zo spoedig moge-
lijk beslissen. Bij de aanvraag moet een vakkundig uitgevoerde teke-
ning worden gevoegd, waarop het te gebruiken materiaal, alsmede de
constructie, de vorm, de kleur en de afmetingen van het voorwerp en
de soort van beplanting duidelijk zijn aangegeven.
3. De vergunning wordt geweigerd, indien naar het oordieel van burge-
meester en wethouders, het uiterlijk aanzien van de aan te brengen graf-
bedekking op zich zelf of in verband met de omgeving uit een oogpunt
van orde en schoonheid niet past in het geheel.
4. Tegen de weigering van een vergunning kan binnen een maand na de
dagtekening van de beslissing beroep worden ingesteld bij de gemeente-
raad, die da,arop zo spoedig mogelijk een beslissing neemt.
5. Zij, die grafbedekkingen op hun graven hebben aangebracht, zijn ver-
plicht, wanneer de wegneming daarvan tijdelijk wordt gevorderd bij
begraving in naast liggende graven, ter voorkoming van inzakking,
kanteling of om enige andere reden, die wegneming te gedogen.
6. De gemeente kan nimmer aansprakelijk worden gesteld voor de schade
bij het wegnemen en herplaatsen aan de grafbedekkingen, op welke
wijze ook, aangebracht.
Artikel 8.
De in artikel 6 bedoelde vergunning vervalt:
1. indien binnen 6 maanden na verlening van de vergunning daarvan
geen gebruik is gemaakt
2. op de dag, volgende op die, waarop na opzegging van de vergunning,
de grafbedekkingen zijn verwijderd;
3. op het tijdstip, waarop het in artikel 3 bedoelde recht op een graf, ver-
meld in artikel 2, lid 1, onder a vervalt anders dan als gevolg van sluiting
van de begraafplaats, in welk geval de vergunning vervalt 10 jaren na
de datum daarvan;
4. 10 jaren na het tijdstip van de laatste begraving in een graf, vermeid
in artikel 2, lid 1, onder b en c;
5. door een besluit, waarbij de aanslag voor het onderhoud oninvorderbaar
wordt verklaard.
Van het onderhoud van graven.
Artikel 9.
1. Het onderhoud van hetgeen op of bij een graf wordt geplaatst geschiedt
van gemeentewege.
2. Hij, aan wie de vergunning, bedoeld in artikel 6 is verleend, is verplicht
als vergoeding voor de kosten van het in lid 1 bedoelde onderhoud de
rechten te betalen vervat in de verordening begrafenisrechten.
3. De rechthebbende is voorts verplicht voor zijn rekening zorg te dragen
voor herstelling of vernieuwing van hetgeen op of bij een graf is ge-