7 F m\ 1987,
4e afd. 47- april 1067 - gj
Indien deze algemene regel wordt vastgesteld, betekent dit dat gewoonlijk
een bedrijfsgebouw moet worden gesticht of aanwezig moet zijn. Bij het
stichten van een gebouw speelt uiteraard de bestemming van de grond een
belangrijke rol. De bestemming van particuliere grond zal veelal de op-
richting van bedoelde bedrijfsbebouwing niet toelaten, zodat Uw raad geval
Voor geval kan beoordelen of aan de vestiging van een dergelijk bedrijf
medewerking moet worden verleend.
Indien men een reeds bestaand gebouw voor het uitoefenen van een
garagebedrijf e.d. wil gaan gebruiken, is hiervoor op grond van de Bouw-
en Woningverordening eveneens medewerking van het gemeentebestuur
nodig en wel in de vorm van een vergunning van ons college.
Wat de plaatsing van pompen op de openbare weg betreft (dus niet op
particulier terrein), geldt uiteraard ook de Verordening Benzinepompen.
Daarnaast is nog een vergunning van ons college vereist op grond van
artikel 259 der Algemene Politieverordening, waarbij onder meer verboden
is een weg te bezigen tot enig doel niet overeenkomstig de bestemming. Ook
hiermee kan de plaatsing van pompen op een weg volledig in de hand wor-
den gehouden.
Met betrekking tot de verkoop van gemeentegrond voor de oprichting
van benzinepompen kunnen naar ons oordeel geen algemene regels wor-
den gesteld. De grond zal moeten worden verkocht aan een acceptabele ge-
gadigde tegen een prijs, bij het vaststellen waarvan rekening moet worden
gehouden met de ligging en de bestemming van de grond. Uw raad stelt
deze prijs vast. In dit verband merken wij op dat zowel in het onlangs
vastgestelde bestemmingsplan „Van Merlenlaan-Kerklaan", als in de twee
in voorbereiding zijnde „grote" bestemmingsplannen een terrein is gere-
serveerd voor de stichting van een garagebedrijf.
Wellicht ten overvloede merken wij dat uw raad niet bevoegd is regelen
te stellen met betrekking tot pompen welke niet op of aan een (openbare)
weg zullen worden opgericht; de huishouding der gemeente is hiermee niet
gemoeid. Deze pompen zullen vanzelfsprekend niet bestemd zijn voor ver-
ko°P aan derden, doch voor gebruik ten behoeve van het eigen wagenpark
van een bedrijf.
Behalve artikel 7 dienen naar ons oordeel ook enige andere artikelen
van de onderhavige verordening te worden gewijzigd, c.q. aangevuld.
Dit betreft in de eerste plaats artikel 1, waarin o.m. is vermeld welke
installaties met een benzinepomp worden gelijkgesteld; dit zijn alle in-
stallaties die bestemd zijn voor de aflevering van vloeibare brandstof, als-
mede water- en luchtmantelsNiet zijn vermeld de installaties voor afle-
vering van gas en propaanmantels e.d., hetgeen als een leemte in de ver-
ordening moet worden geschouwd. Naar onze mening dient met een ben-
zinepomp gelijk gesteld te worden elke andere installatie welke bestemd
is voor de aflevering van motorbrandstof of -olie, alsmede een water-,
lucht- en propaanmantel en een soortgelijk toestel.
Verder ontbreekt in de verordening een termijn waarbinnen ons college
op een aanvraag om vergunning moet beslissen, hetgeen met het oog op
de rechtszekerheid van de aanvrager onjuist is. Een termijn van drie maan-
den is o.i. redelijk; zou de beslissing op de aanvraag bizmen die termijn
achterwege blijven, dan moet de aanvrager het recht hebben bij uw raad in
beroep te komen.