25 mei 1967
101
De heer Scheer zegt dat het zeer summiere antwoord dat hij gekregen
heeft hem niet bevredigt.
De voorz.itter: „Zo moet u het niet zien. Het uitgebreide antwoord op de
vragen van de heer de Ruiter slaat natuurlijk ook op uw vraag."
De heer Scheer zal het daar dan maar mee doen. De eerste volzin van het
opgemerkte ad 2 kan spreker laten voor wat het is, maar de rest van het
antwoord heeft spreker in genendele bevredigd. Spreker gelooft in de vo-
rige vergadering voldoende te hebben laten uitkomen dat hij wil opkomen
voor de kleine middenstander. Hij heeft toen een voorbeeld genoemd. Wan-
neer n.l. iemand met een vestigingsvergunning een garagebedrijf wil stich-
ten, zal hij aanvankelijk, vooral wanneer zijn kapitaal niet al te groot is,
zeer klein moeten beginnen. Hij zal dan niet kunnen voldoen aan de strikte
bepalingen van 150 m2 oppervlakte bedrijfsruimte en een stallinggelegen-
heid voor het herstellen en onderhouden van tenminste 15 personenauto's.
Het herstellen en onderhouden van auto's gebeurt nu eenmaal niet in de
buitenlucht. Dat moet met ons klimaat binnen gebeuren; daar staan trou-
wens de werkbanken, daar is de hefbrug en daar zijn alle gereedschappen
die voor het verrichten van herstellingen nodig zijn. Dat er een overdekte
ruimte moet zijn voor 15 auto's is volgens spreker voor een beginneling
een te zware opgave. Om dit te ondervangen zou spreker artikel 8 onder
b als volgt willen lezen: „anders dan bij een gebouw hetwelk uitsluitend
of in hoofdzaak bestemd is voor het herstellen, onderhouden of stallen van
motorrijtuigen". Dan zijn die beperkte bepalingen weggenomen en blijft
van kracht dat een vergunning voor een bezinepomp alleen gegeven kan
worden wanneer de pomp wordt geplaatst bij een gebouw uitsluitend be-
stemd voor het herstellen, onderhouden of stallen van motorrijtuigen.
Op de vraag van de voorzitter blijkt dat het voorstel voldoende wordt
ondersteund.
Mevr. Cohen meent dat het voorstel van de heer Scheer eigenlijk niet
nodig is omdat in het artikel staat „als regel geweigerd". Dit lijkt haar
voldoende waarborg dat in bijzondere omstandigheden van deze bepaling
kan worden afgeweken.
De voorzïtter was van plan de heer Scheer in die geest te antwoorden.
Spreker meent dat alleen bezinepompen moeten worden toegelaten waar
werkelijk een bedrijfsruimte aanwezig is. Bij de voorgestelde reactie van de
heer Scheer zou een woning met een garage als een bedrijfsgebouw kun-
nen worden aangemerkt. Dan schiet men echter het doel van de verorde-
ning, het plaatsen van benzinepompen in de hand te houden, voorbij. De
redactie van burgemeester en wethouders is niet imperatief, zodat altijd
een uitzondering kan worden gemaakt. Er zijn zovéél verordeningen waar-
van afwijking mogelijk is. Als die allemaal stringent zouden worden
toegepast zou in bepaalde gevallen onrechtvaardig worden gehandeld.
Omdat in deze verordening gesproken wordt van „als regel" is het mogelijk
in een geval als door de heer Scheer bedoeld, toch een vergunning te ver-
lenen.
De heer Scheer zegt in de vorige vergadering juist bezwaar te hebben
gemaakt tegen woorden als „als regel" omdat die hem te vaak worden
gebezigd. Wanneer het college de toezegging doet dat de woorden „als
regel" hier zeer nauwlettend in acht zullen worden genomen, d.w.z. dat,
wanneer iemand met een bedrijfje dat niet aan de maten voldoet, een ver-
gunning voor een benzinepomp vraagt, burgemeester en wethouders zeg-
gen: ,,wij vinden toch wel dat er aanleiding is om van het hier bepaalde
af te wijken", dan is spreker deze toezegging voldoende. Hij vraagt daar-
voor een pertinente toezegging.