29 juni 1967
134
blad is verschenen over de moeilijkheden met betrekking tot het Minerva-
theater enige vragen stellen. Zij vraagt excuus als haar vragen verder gaan
dan bij de rondvraag gebruikelijk is, maar de tijd was tekort om schrif-
telijke vragen te stellen hetgeen zij anders zeker zou hebben gedaan.
Vele raadsleden hebben zch de laatste tijd al min of meer bezorgd met
het voortbestaan van het Minerva-theater bezig gehouden. Spreekster
neemt aan dat burgemeester en wethouders het door haar bedoelde ar-
tikel gelezen hebben. Daarin staat: „In gemeentelijke kringen wordt naar
een oplossing gezocht." Haar eerste vraag luidt: „Kunnen burgemeester
en wethouders zeggen in welke richting wordt gezocht en of er reeds be-
paalde plannen zijn voor een oplossing?" in het artikel staat duidelijk
dat het voor de exploitant in deze situatie onmogelijk is contracten af te
sluiten voor het volgende seizoen. Haar tweede vraag is: „Wat kunnen
burgemeester en wethouders doen om te zorgen dat hangende dat onder-
zoek het theater het komende seizoen toch normaal door kan draaien zo-
dat de exploitant wel in de gelegenheid is contracten af te sluiten?" Als
dat niet gebeurt bestaat er een grote mogelijkheid dat het theater al ge-
sloten zal zijn voordat het onderzoek naar een oplossing is beëindigd.
Wethouder Corver antwoordt, dat dit wel niet helemaal een zaak van de
wethouder van financiën is, maar dat hij wel op de vragen wil antwoorden,
daarbij minder uit financiële overwegingen sprekende dan vanuit het
algemene aspect van deze zaak. Burgemeester en wethouders hebben zich
tot verschillende instanties gewend, met name de Culturele Raad in Noord-
Holland en de Schouwburg-commissie in Amsterdam. Met de ene instantie
heeft een uitvoerig onderhoud plaats gehad waaruit echter nog geen con-
crete resultaten zijn voortgekomen. Men heeft de suggestie gedaan dat
allereerst een uitvoerig onderzoek naar de noodzaak en de wenselijkheid
en de behoefte van dit thater zal moeten worden ingesteld. Als spreker
zich goed herinnert zou er een gesprek plaats hebben tussen de Culturele
Raad Noord-Holland en de Stichting Maatschappelijk Werk in de provincie
Noord-Holland en dat die instantie een onderzoek naar deze behoefte zou
kunnen instellen. Uit den aard der zaak is het niet mogelijk op dit moment
dieper en concreter op deze materie in te gaan. Mevrouw Cohen heeft ge-
zegd dat dit alles zoveel tijd zal vergen dat het Minerva-theater misschien
al ten onder zal zijn gegaan vöôrdat concrete besluiten zijn gevallen. Sre-
ker kan niet anders dan daar tegenover stellen en hij gelooft namens het
gehele college te spreken, dat eerst een onderzoek moet zijn ingesteld
voordat de gemeente eventueel grote plannen en belangrijke financiële ver-
plichtingen aangaat. Dit alles is wat spreker hierover kan zeggen. Moge-
lijk dat de voorzitter dit nog kan aanvuilen.
De voorzitter zegt dat hij ook nog heeft gesproken met het bureau
Noord-Holland van het Ministerie van cultuur en recreatie. Spreker had
gehoopt de heer Fels, die hij uit zijn provinciale tijd kent, daar te ont-
moeten maar die was met vakantie. Spreker heeft toen de heer Veldkamp
gesproken. Die deelde hem mede, dat mogelijkheden bestaan dat het rijk
voor dorpscentra, wijkhuizen, algemene tehuizen in de gemeenschap (het
hoeft niet een dorpshuis te zijn) subsidieert tot 25% in de stichtingskos-
ten en de provincie tot 15%. Een voigende vraag was of aankoop ook onder
het begrip stichting valt, want het lijkt spreker erg formalistisch om te
zeggen dat per se gebouwd moet worden. Met de nodige slagen om de
arm en overigens uiteraard vrijblijvend werd geantwoord, dat wanneer
een gebouw wordt gekocht en moet worden verbouwd dit ook onder het be-
grip stichting zal vallen. In de exploitatie wordt niet gesubsidieerd. Er moet
een lijst worden overgelegd van verenigingen die van het gefcouw gebruik
zullen maken waarop aangegeven: zoveel voorstellingen, zoveel tentoon-
stellingen, met een exploitatieopzet waaruit blijkt dat het gebouw ren-