121
29 juni 1967
het gemeentelijk voortgezet onderwijs. Vanwaar deze typische spreiding
van gemeenten die op dit moment aan de gemeenschappelijke regeling
deelnemen? Is dit maar een begin of is het de bedoeling dat zoveel moge-
lijk gemeenten zich aansluiten?
Wethouder Corver geeft toe dat het misschien wat verwarrend werkt
dat hiervoor een gemeenschappelijke regeling tot samenwerking op dit
gebied is uitgedokterd. Uit den aard der zaak bestaat de behoefte aan
samenwerking eigenlijk alleen in regionaal verband. De plannen die be-
staan met betrekking tot de scholen voor voortgezet onderwijs worden dan
°°k besproken in het verband van de gemeenten in Zuid-Kennemerland.
De bedoeling van de gemeenschappelijke regeling is dat landelijk een
scholenplan wordt opgesteld waarmee men beoogt een doeltreffende sprei-
ding van scholen voor voortgezet onderwijs te verkrijgen. Om dat lande-
lijk maar ook regionaal te kunnen bezien wil men een bureau stichten
een klein samenwerkingsorgaan waar misschien een paar mensen zit-
ting zullen hebben, teneinde alle nodige gegevens te kunnen verzamelen
die belangrijk kunnen zijn met betrekking tot het stichten van scholen
vo°r voortgezet onderwijs en het instandhouden daarvan. Het is dus niet
zo dat Heemstede met Sneek over de Bronsteeschool gaat praten, dat zou
natuurlijk grandioze onzin zijn. Burgemeester en wethouders willen zich
niet afzijdig houden van welke vorm van samenwerking ook op dit gebied
teneinde daardoor te komen tot een zo goed mogelijke regeling in deze
sector van onderwijsvoorzieningen. Toen deze zaak in een vergadering
van de samenwerkende gemeenten in Zuid-Kennemerland ter sprake kwam
Haarlem heeft deze gemeenschappelijke regeling mede in het leven ge-
roepen meenden burgemeester en wethouders dat het, in verband met
de belangen van het voortgezet onderwijs in Heemstede, gewenst was ook
Heemstede aan de gemeenschappelijke regeling te doen deelnemen. Dit
rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam is tot stand gekomen onder super-
visie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Maar als de heer
Rutgers spreker concreet vraagt wat hier in de toekomst precies uit zal
komen, dan kan spreker, maar ook niemand anders, dit zeggen. Dat zal
moeten worden ervaren. Men kan alleen hopen dat deze aansluiting ook
voor Heemstede nut zal hebben.
De heer Rutgers heeft uit de uiteenzetting van de wethouder begrepen,
dat het de bedoeling is van het op te richten bureau gegevens te verkrij-
gen omtrent het aantal en de ligging van de scholen voor voortgezet onder-
wijs. Het lijkt spreker nogal enorm om daarvoor een apart bureau op te
richten. Spreker vermoedt dat burgemeester en wethouders eigenlijk op
grond van hetgeen zij in Haarlem gehoord hebben, willen meedoen en dat
do°r Haarlem min of meer is gezegd: doe maar mee. Maar daarom is de
Zaak nog niet duidelijk. Spreker heeft begrepen dat de onderwijscommissie
van de hele gang van zaken nog niets weet. Spreker is een beetje huiverig
om aan regelingen mee te doen waarvan verder niets bekend is.
Wethouder Corver antwoordt dat er een scholenplan moet worden ge-
maakt. Ook Heemstede moet voor dat scholenplan gegevens inbrengen.
Het orgaan dat deze gegevens verzamelt kan dan van advies dienen
met betrekking tot de landelijke spreiding die mogelijk zou kunnen zijn op
het gebied van het voortgezet onderwijs. Het is een experiment. Het ver-
keert allemaal in een beginstadium. Niemand kan precies zeggen wat hier-
uit voort zal vloeien.
De voorzitter zegt dat over wazige dingen niet veel valt te zeggen. Spre-
ker heeft begrepen dat alle gemeenten dus een trefpunt krijgen om met
elkaar na te gaan waar de scholen voor voortgezet onderwijs moeten
komen. Als zodanig acht spreker toetreding tot de gemeenschappelijke re-
geling nuttig. Meer ziet hij er voorlopig ook niet in. Zou men dit trefpunt