98
2e afd.
28 september 1967
Grondbedrijf.
Artikelen 24 en 25.
Voor gronden, die in het grondbedrijf worden ingebraeht, terwijl zii
langer dan een half jaar eigendom van de gemeente zijn, wordt de reke-
mng, „meerwaarde bij inbreng" geïntroduceerd. Op deze rekening wordt
de positieve waarde geboekt van het verschil tussen schattingswaarde
en de met gedekte kapitaaisuitgaven betreffende deze gronden in de
algemene dienst. Thans wordt de geschatte waarde volledig aan de alee-
mene dienst uitgekeerd.
Artikel 26.
Thans wordt het nadelig saldo van de exploitatierekeningen tot een
maximum van de rentekosten op de boekwaarde van de gronden biige-
schreven. Omdat wij menen dat het in het algemeen verantwoord is ook
nadehge saldi die hoger zijn dan de rente bij te schrijven, hebben wii deze
beperking in het ontwerp laten vallen.
In dit artikel wordt voorts bepaald dat voordelige saldi van exploitatie-
rekemngen in mindering komen van de boekwaarde van de gronden. Een
zodanige bepaling ontbreekt thans. Tot dusver werdeu voordelige saldi aan
de reserve toegevoegd. Bij afwisselende voor- en nadelige saldi van een
compiex wordt in een reeks van jaren wel biigeschreven maar nooit
afgeschreven.
De methode in het ontwerp verdient o.i. daarom voorkeur.
Artikel 27.
In dit artikel wordt het maken van een kostprijsberekening en de ge-
regelde aanpassing van deze berekening voorgeschreven voor objecten die
in uitvoering worden genomen.
Artikel 28.
De verkoopprijzen zullen moeten steunen op de berekeningen bedoeld
in artikel 26. Dit houdt echter niet in, dat in gevallen waar de marktwaar-
de van de gronden, de gecalculeerde kostprijs overtreft, het verschil door
de gemeente zal worden prijsgegeven.
Artikelen 29, 30, 31 en 32.
In afwijking van artikel 30 van de geldende verordening worden, zo-
lang een complex niet geheel is uitgegeven, verschillen tussen ver-
koopprijs en kostprijs op een daartoe voor dat complex te bestemmen
rekening geboekt. Indien het complex geheel is verkocht, wordt het posi-
tief of negatief resultaat, hetzij overgeboekt naar de reserve of door
de gemeente bijgepast.
Artikel 33, lid 2.
Gronden bestemd voor plantsoenen, speel- of sportterreinen, die niet al-
leen van belang zijn voor het complex waarin zij liggen, worden in het
ontwerp uit het bedrijf genomen voor een in de kostprijsberekening vast
te leggen vergoeding. Deze vergoeding vormt in deze berekeneing dus een
aftrekpost.
Artikel 33, lid 3.
Thans dienen gronden bestemd voor gemeentelijke diensten en bedrijven
voor de geschatte waarde uit het bedrijf te worden genomen (art. 29).
Deze schattingen worden in het ontwerp achterwege gelaten Het aan het
bedrijf te vergoeden bedrag dient gelijk te zijn aan de prijs, die aan derden
zou worden berekend.