98
2e afd.
28 september 1967
Artikel 5.
De bevoegdheden en verplichtingen van de directeur worden, voorzover
niet in deze verordening omschreven, geregeld in een door burgemeester
en wethouders vastgestelde instructie.
Artikel 6.
De administrateur en de kassier zijn slechts met betrekking tot hun taak
omschreven in artikel 4, lid 2, niet ondergeschikt aan de directeur.
Artikel 7.
1. De administrateur zal de boekhouding voeren naar de methode van
dubbelboekhouden.
2. De boekhouding moet zodanig zijn ingericht, dat daaruit steeds een
volledig overzicht van de bezittingen, vorderingen en schulden van het
bedrijf en een gedetailleerd overzicht van de exploitatie-inkomsten van
het bedrijf kunnen worden samengesteld.
3. Aan de administratieve organisatie dient een zodanige werkverdeiing
ten grondslag te liggen, dat een afdoende interne controle gewaarborgd
is.
4. De administrateur is verplicht de administratie zodanig te voeren,
dat hij te allen tijde aan de directeur de gewenste gegevens kan ver-
schaffen.
5. Burgemeester en wethouders geven nadere voorschriften omtrent de
inrichting van de administratie, de werkverdeling bedoeld in lid 3, en de
inzending aan hen van tussentijdse opgaven van resultaten en standen
van verleende kredieten.
Artikel 8.
1. De kassier is belast met de tijdige invordering van alle inkomsten.
2. De kassier verstrekt regelmatig aan de administrateur opgaaf van de
posten, welke hij niet heeft kunnen innen.
3. De administrateur neemt de nodige maatregelen ten aanzien van de
in het vorige lid bedoelde posten.
Artikel 9.
1. De kassier zorgt voor een tijdige betaling van alle door het bedrijf ver-
schuldigde bedragen.
2. Met uitzondering van kleine uitgaven, welke een bedrag van f 5,niet
te boven gaan, doet hij geen betalingen dan tegen kwitantie en na
fiattering van de rekeningen of andere op de uitgaven betrekking heb-
bende stukken door de administrateur.
3. Met een kwitantie, bedoeld in lid 2, wordt gelijkgesteld een bewijs van
afschrijving van de postgirorekening.
4. De administrateur verleent aan de kassier geen fiat tot betaling, al-
vorens de directeur de in lid 2 bedoelde stukken voor akkoord heeft ge-
tekend.
5. De in lid 2 bedoelde stukken worden door een door burgemeester en
wethouders aangewezen lid van hun college voor gezien getekend.