98
2e afd.
28 september 1967
Artikel 17.
1. Als buitengewone aflossing keert het bedrijf jaarlijks aan de gemeente
uit een bedrag dat gelijk is aan:
a. de boekwaarde van de door het bedrijf vervreemde vaste bezittin-
gen, bedoeld in artikel 14;
b. op andere wijze verkregen kapitaalsmiddelen, niet vallende onder
de artikelen 14 en 15.
2. Onder de in lid 1 bedoelde buitengewone aflossing is begrepen het be-
drag, waarmede het voor de financiering van voorraden verstrekte
kapitaal, de boekwaarde aan het einde van het dienstjaar overtreft.
Artikel 18.
1. De raad bepaalt elk jaar of, en zo ja welk gedeelte van de winst op het
verlies aan de reserves zal worden toegevoegd respectievelijk daaraan
zal worden onttrokken.
2. De door vorming van reserves bij het bedrijf vrijgekomen middelen
worden belegd bij de gemeente.
3. Over deze belegde reserves vergoedt de gemeente aan het bedrijf rente
naar een percentage, gelijk aan dat bedoeld in artikel 14, lid 2.
4. De rente bedoeld in lid 3 wordt aan de reserves toegevoegd.
Artikel 19.
1. De administrateur zendt jaarlijks vöör 1 mei de door hem onderte-
kende rekening van het bedrijf over het vorige dienstjaar in en wel in 8
exempiaren. Deze rekening wordt vergezeld van een toelichtend ver-
slag als bedoeld in de rekeningsvoorschriften. De directeur tekent deze
rekening voor gezien.
2. Burgemeester en wethouders doen jaarlijks, uiterlijk tegelijk met de
aanbieding, ter voorlopige vaststelling van de gemeenterekening over
datzelfde jaar, aan de raad verantwoording van het gevoerde beheer
onder overlegging van de in artikel 265 van de gemeentewet genoemde
stukken.
Hoofdstuk II
BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE HET GRONDBEDRIJF.
Artikel 20.
De aan de gemeente in eigendom toebehorende onroerende goederen
welke hiertoe bij een aan gedeputeerde staten mede te delen besluit van de
raad worden aangewezen, worden afzonderlijk geadministreerd in het
grondbedrijf.
Artikel 21.
1. De eigendommen worden, al naar gelang van hun gesteldheid, bestem-
1 iu'ging of anderzins, gesplitst in complexen. De complexen
kunnen naar behoefte verder worden onderverdeeld.
2. De boekhouding wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 7, zo-
danig gevoerd, dat daaruit steeds de uitkomsten van elk complex
afzonderlijk blijken.
Artikel 22.
'n'lren£ van STonden geschiedt tegen de kostende prijs, indien het
Ujastip van inbreng niet later ligt dan 6 maanden na de dag van eigen-
domsoverdracht aan de gemeente.