172
28 september 1967
begriipelijk dat, als de fabriek zegt: „u hebt met mij te maken en niet
met een vertegenwoordiger", dat een belangrijk punt kan zijn. Spreker
acht de zaak zwak, aithans niet best. Hij vindt het omstreden bedrag
bijzonder gering. Hij gelooft dat burgemeester en wethouders wijs zullen
doen door niet te procederen. Zijn fractie is niet bereid een machtiging
tot verweer te geven.
De voorzitter zegt dat de heer Rutgers misschien denkt dat het proces
veel meer zal gaan kosten dan het opbrengt. Dat is in ieder geval niet de
bedoeiing van burgemeester en wethouders. Zij kunnen aan de duitse advo-
caat laten weten dat zij bereid zijn tot een schikking en dat zij het niet op
een proces willen laten aankomen.
De heer Kutgers: „Dan hebt u geen proces-machtiging van de raad
nodig."
De voorzitter: „Wij zijn gedagvaard en dus moeten wij ons verweren.
Daarvoor is toestemming van de raad nodig. Het college handelt in deze
voigens de wet."
De heer Rutgers: ,,Dus u zegt toe dat u alleen steit en niet procedeert?
De voorzitter: „Ja, en probeert te schikken. Als men dus niet tot schik-
king wil overgaan dan betalen. Het gaat natuuriijk ook over de gevraagde
rente."
De heer Kutgers: „Dan moet u zo gauw mogelijk betaien, dan houdt
de renteberekening op."
De voorzitter: „Niet wanneer de rente te hoog is."
De heer Rutgers: „Dan houdt de renteberekening ook op."
De voorzitter: „Ik geloof dat men hier een storm in een gias water ziet."
De heer Kutgers zegt bereid te zijn niet tegen te stemmen echter onder
de uitdrukkelijke toezegging van het college dat het proces met gevoerd
wordt, maar alleen wordt gesteid en vervolgens geschikt en zo nodig wordt
afgedaan.
De heer Enschedé vraagt of is nagegaan en ook gebleken, dat de kosten
van montage en vervoer zijn aangetoond met bonnen en werkuurbriefjes
e.d. waaruit dus kan biijken of het opgegeven bedrag overeenkomt met de
werkelijkheid.
De voorzitter antwoordt dat degene die de schietbaaninstallatie heeft
aangepraat, heeft gezegd, dat de transport- en montagekosten 10 van de
leveringskosten zouden bedragen. Daar is op afgegaan. Nu kan het best
zijn dat degene die dat gezegd heeft, het verkeerd heeft gezegd of daartoe
niet gerechtigd was.
De heer Enschedé heeft in de schriftelijke bevestiging van de opdracht
van het bedrijf gelezen: „de kosten van montage en vervoer zijn voor uw
rekening." Spreker moet heiaas zeggen dat bij ontvangst van deze order-
bevestiging prompt een brief uit had moeten gaan met de mededeling
dat de orderbevestiging niet klopt, omdat de kosten van montage en ver-
voer, zoais afgesproken, niet meer zouden bedragen dan 10 van de
kosten van de installatie.
De voorzitter: „Na het indienen van de eerste rekening is nog een reke-
ning gekomen van 1700 DM, los van de eerste nota."
De heer Enschedé zegt, dat de opdrachtbevestiging van deze duitse
firma, waarin stond: „de kosten van montage en vervoer zijn voor uw
rekening" niet aanvaard had mogen worden. Er had bij moeten staan:
„tot maximum 10 van de aanneemsom."