28 september 1967
161
ware het niet dat de eigenaardige vorm van de gemeente zich daar niet
voor leent. In het rapport wordt daarnaast de suggestie gedaan om alle
instanties die op het gebied van huishoudelijke hulpverlening aan bejaar-
den werkzaam zijn, te bundelen. Het doel van een dienstencentrum is om
de vereenzaming van de bejaarden tegen te gaan en de mogelijkheid te
scheppen dat zij zo lang mogelijk zelfstandig kunnen hlijven wonen. Ook
op een andere wijze kan dat doel worden bereikt. Spreekster hoopt dan ook
dat het college het bedoelde initiatief zal willen nemen.
De heer Enschedé staat achter de suggestie, in het rapport gedaan, dat
het aanbeveling verdient na te gaan of de huishoudelijke hulpverlening aan
de zorgbehoevende bejaarden niet dient te worden geïntensiveerd en dat
overleg wordt gepleegd met de instanties die op dit gebied reeds werk-
zaam zijn. Het is spreker bekend dat dit bij de bejaarden een bijzonder
zorgelijk punt is. Hij weet ook, dat er met de middelen die er zijn, van be-
paalde zijde gepoogd wordt deze nood te lenigen. Spreker heeft zich af-
gevraagd waarom burgemeester en wethouders nu alleen maar voorstellen
het advies voor kennisgeving aan te nemen en er niet bij vermelden wat
zij aan dat gemeenschappelijk overleg gaan doen. Spreker is bijzonder
verheugd dat hij heeft mogen bemerken dat burgemeester en wethouders
het bedoelde initiatief al genomen hebben.
Wethouder Mevr. Van der Meulen antwoordt dat al enige tijd geleden
aan alle instanties die op dit gebied werkzaam zijn is gevraagd, wat zij al
doen. Daarbij is tevens de uitnodiging gedaan om op 16 oktober in het
raadhuis samen te komen om gezameniijk eens te bekijken wat, niet alleen
op het gebied van huishoudelijke hulp maar misschien ook op velerlei ander
terrein, kan worden gedaan.
Overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders worden
de stukken, genoemd onder a t/m e, zonder hoofdelijke stemming voor
kennisgeving aangenomen.
De voorzitter vraagt wie der leden het woord verlangt naar aanleiding
van de ter inzage gelegen brief van de Commissie Koninginnedag.
Mevr. Vriesendorp zegt eigenlijk heel blij te zijn met deze brief want
daar spreekt de bereidheid uit om nader te bezien of er veranderingen in
de feestviering kunnen worden aangebracht. Het organiseren van feestelijk-
heden is altijd een ondankbaar werk en wordt bovendien door de leden van
de commissie belangeloos verricht. Men ondervindt daarbij nu eenmaal
altijd kritiek. Spreekster kan zich voorstellen dat de commissie het verve-
lend heeft gevonden dat spreekster de kritiek heeft geuit dié zij zoveel
van anderen heeft gehoord. Zij is blij dat de commissie deze kritiek zö
heeft opgevat als uit de brief blijkt. Zij heeft begrepen dat in het over-
leg, dat de wethouder van onderwijs met het hoofdencontact heeft gehad,
naar voren is gekomen dat wel degelijk aan het een en ander, zeker aan
de aubade, wat heeft gemankeerd. Maar dit zijn allemaal details. Over
het snoepje wil spreekster niet praten, daar wordt aan gewerkt. Zij is
verheugd dat deze brief, waarin de toevalligheid van de gebreken is ver-
klaard geschreven is, en dat de commissie werkt aan een betere opzet ten-
einde tot een goede feestviering te komen.
De voorzitter heeft gemeend deze brief ter inzage te moeten leggen,
opdat de raad weet wat zich achter de schermen afspeelt. Spreker kan nog
meedeien dat tussen hem en de voorzitter van de commissie overleg heeft
plaats gevonden teneinde een feestviering te verkrijgen die iets anders zal
zijn dan anders. Bij de begrotingsbehandeling zullen daar meer inlichtingen
over gegeven kunnen worden.