194
26 oktober 1967
zljn mening' dat een aannemer bouwondernemer is, dan zou dat betekenen
dat de gehele woningwetbouw door bouwondememers is gebouwd en de
duurdere woningen alleen door het B.N.G. Spreker kan zich niet voor-
stellen dat de heer Verkouw deze consequentie zou willen overnemen.
Tenslotte het garantiebewijs. Het B.W. schrijft de aannemer voor dat hij
10 jaar moet instaan voor de kwaliteit van liet gebouwde. Spreker heeft
niet voorgesteld de samenwerking met het B.N.G. te beëindigen zoais hem
indirect in de mond is gelegd. Hij heeft voorgesteld dat burgemeester en
wethouders een nader onderzoek naar deze materie instellen en hij zou dat
voorstel graag willen handhaven.
De heer Verkouw krijgt uit de woorden van de verschillende sprekers de
indruk dat zij de circulaires die ter inzage hebben gelegen blijkbaar niet zo
goed hebben gelezen, want er zijn een aantal argumenten naar voren ge-
bracht die in de uitvoerige circulaire van het B.N.G. op een behoorlijke
manier zijn weerlegd.
Spreker wil nog terugkomen op de hantering van artikel 52 der ge-
meentewet. Spreker heeft niet gesproken over de werkzaamheid van de
heer de Ruiter in de stichting tot bevordering van de woningbouw, die
spreker overigens zeer apprecieert, en ook niet over diens werkzaamheid
op ander terrein in woningbouworganisaties, maar over het feit dat de
heer de Ruiter directeur is van de N.V. Macobouw. Volgens het Handels-
register berustende bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam, is de doel-
stelling van de N.V. Macobouw geheel gelijk aan die van het B.N.G., al-
leen strekt zij zich over een iets groter terrein uit n.l.: de coördinatie en
ontwikkeling van bouwprojecten, aannemersbedrijven, burgerlijke- en utili-
teitsbouw. Spreker neemt aan dat die omschrijving sedert vanmiddag niet
is gewijzigd.
De heer de Ruiter zegt dat er een belangrijk verschil bestaat tussen
datgene wat in de statuten wordt opgenomen als mogelijkheid van werk-
zaamheden en de conereet verrichte werkzaamheden. Dat mag toch wel
duidelijk gesteld worden. Spreker stelt hier dus, en daarin moet men spre-
ker geloven, dat de N.V. Macobouw nog nooit woningen voor de verkoop
heeft gebouwd. Men zal spreker toch niet het recht ontzeggen dat nog eens
ooit in de toekomst te doen? Derhalve is spreker geen belanghebbende op
de bouwmarkt. De heer Verkouw wijst op de belanghebbendheid van spre-
kers onderneming in deze markt en die ontkent spreker. Hij mag daar dus
vrij over praten eenvoudig omdat die belangen zich niet hebben voorgedaan.
De heer Verkouw kan morgen ook een bouwonderneming beginnen als hij
dat zou wensen.
De heer Verkouw: ,,Ik heb niet gezegd dat de N.V. Macobouw woningen
bouwt."
De heer de Ruiter: „Het gaat hier om de woningmarkt, dat heb ik toch
goed begrepen?"
De heer Verkouw: ,,Daar verleent het B.N.G. bemiddeling maar
bouwt zelf geen woningen en uw N.V. doet niet anders. Dat moet u maar
met uw eigen verantwoordelijkheid in overeenstemming brengen."
De voorzitter: „Of al of niet toepassing van artikel 52 van de gemeente-
wet moet plaats vinden kan wel aan de voorzitter worden overgelaten.
Daarover behoeft niet meer gesproken te worden.
De heer Verkouw zegt dat in het reglement van orde niet staat dat een
lid van de raad zijn mening daarover niet naar voren mag brengen. Spre-
ker meent dat in alle vrijheid te mogen zeggen. Hij heeft heiemaal niet
bedoeld om vervelend te zijn ten opzichte van de heer de Ruiter, maar hî|
dacht dat men op dit terrein toch zeer, zeer voorzichtig moet zijn en de
schijn moet vermijden. Spreker meent dat dit iets te maken heeft met het