233
14 december 1967
houders in hun voorstel tot afschaffing niet te volgen. Maar het laatste
woord is hierover in deze dagen nog niet gezegd.
Wethouder van Wijk is onze ,,bouwpastoor" en daarmee klopt het plan
Kerklaan, maar het vlot in dit ambt niet zo bijzonder. Daarvan kan hem
overigens nauwelijks een verwijt worden gemaakt. Een pluim ontvangt het
college van mijn fractie voor zijn beslissing om het ontwerp bestemmings-
plan voor de Geleerdenwijk terug te sturen naar de stedebouwkundige. Zij
hoopt dat de nieuwe stedebouwkundige met een geheel nieuw plan voor de
dag komt.
Morgen is het de dag, waarop de problemen van woningbouw en wegen-
aanleg aan de orde komen. De wethouder hoort nog nader van mijn fractie.
En last but not least de werkzaamheden, die onder de voorzitter ressor-
teren. Ik heb in eoncreto te dien aanzien slechts twee vragen.
In de eerste plaats zou mijn fractie gaarne een frequentere samenkomst
van de verkeerscommissie zien. Als ik het goed begrepen heb, is deze com-
missie nu alweer geruime tijd niet bijeen geweest, terwijl het verkeer
ook voor ons raadsleden één van de nijpendste problemen van Heem-
stede is.
In de tweede plaats zou mijn fractie graag vernemen of er al verdere
voortgang geboekt is ten aanzien van de Commissie Koninginnedag. Uit de
krant heeft mijn fractie vernomen, dat de heren die hun functie hebben
neergelegd, op verzoek van de voorzitter hebben toegestemd in het op zich
nemen van de voorbereiding van de komende feesten op 30 april. Dat is
uiterst lofwaardig van deze heren en zo dacht ik hen ook wel te kennen.
Ik meen echter ook, dat er juist met deze heren in alle redelijkheid en
openheid te spreken is over enige reorganisatie ten aanzien van hun werk
zulks in verband met wensen uit de burgerij, welke wensen onder meer
in deze raad hebben doorgeklonken. Zijn de besprekingen, die de voorzitter
ongetwijfeld te dezer zake al heeft gevoerd, reeds in een dusdanig stadium
dat hij daarover enige mededelingen kan doen?
De stimulering van de goede onderlinge verhouding in deze raad heeft
de voorzitter altijd tot zijn werkterrein gerekend. Het afgelopen jaar is de
verhouding tussen hem en enkele leden van de raad minder goed geweest,
hetgeen wel eens zijn weerslag had in de sfeer van de vergaderingen. Ik
meen eerlijk te zijn wanneer ik daaraan toevoeg, dat de leden van de raad
naar mijn stellig oordeel in het afgelopen jaar alles hebben gedaan om
de voorzitter, als burgemeester en als mens, datgene te geven wat hem
toekomt. Namens mijn fractie zeg ik de voorzitter toe, dat zij daarmede
zal voortgaan. Mijn fractie hoopt, dat de voorzitter er in slaagt de goede
verhouding zo spoedig mogelijk te herstellen, opdat mogelijk nadeel aan het
werk, dat ons allen bindt, worde voorkomen.
Het was mijn plan om nu over te gaan tot het houden van enige politieke
beschouwingen die ik zo graag geef. Edoch, gezien de tijd die ik mezelf
altijd toeschat voor deze algemene beschouwingen en gezien het feit, eerlijk
gezegd, dat ik aan het opstellen van deze beschouwingen niet ben toege-
komen, zou ik het hierbij willen laten."
De heer Enschedé zegt: „Mijnheer de Voorzitter. De begroting voor deze
gemeente ligt weer voor ons, en daarmee mijn taak om in het openbaar
uitéén te zetten hoe mijn Protestants Christelijke fractie meent, dat de
lijnen van het bestuur onzer gemeente in 1968 doorgetrokken dienen te
worden.
Het is niet mijn gewoonte op deze plaats beschouwingen te wijden aan
politieke beginselen, welke veelal leiden tot het oprakelen van politieke
tegenstellingen. Ik zie in dit opzicht een wezenlijk verschil tussen het par-
lement en de gemeenteraad. Het parlement heeft geen regerende taak, de
gemeenteraad wel. Wanneer een ploeg moet regeren, dan is een goede ver-
standhouding tussen de leden in die ploeg noodzakelijk. Het benadrukken