14 december 1967
250
De heer Rutgers heeft en spreker is daar blij om gezegd, dat
spreker het stimuleren van de goede onderlinge verhouding in de raad altijd
tot zijn werkterrein heeft gerekend en hij heeft evenals de heer Ver-
kouw dat deed er op geattendeerd, dat verleden jaar, door bepaalde om-
standigheden, tussen spreker en enkele raadsleden een verkoeling is ont-
staan om dit woord te gebruiken. Dat is ook zo. Men kan zeggen dat op
een zeker moment de verhoudingen meer ambtelijk, minder persoonlijk zijn
zeker moment de verhoudingen meer ambtelijk, minder persoonlijk zijn
geworden. Spreker gelooft wel te kunnen onderschrijven wat door de beide
genoemde sprekers is gezegd, dat het voor spreker en voor de raad jammer
is dat dit is gebeurd. Om het beeld dat spreker verleden jaar heeft ge-
bruikt weer op te roepen zegt spreker, dat de golven zo hoog waren op-
gezwiept dat het lang heeft geduurd voordat de golven weer tot bedaren
zijn gekomen. Spreker gelooft dat men wederzijds op de goede weg is.
Het is voor burgemeester en wethouders nog een vraag of het punt finan-
ciële steun aan Alliance wel in de algemene beschouwingen moet worden
betrokken want dit punt komt morgen aan de orde. Ook is het mogelijk
dat de behandeling van de begroting morgen zö lang zal duren dat voor
de behandeling van de verdere agendapunten tijdnood ontstaat. In dat
geval gaat het college er mee akkoord dat dit punt een maand wordt aan-
gehouden, en dan zal worden behandeld in de januariraad.
Wethouder Corver zegt dat van verschillende kanten, behalve van de
kant van de heer Verkouw, bezwaar is gemaakt tegen de financiële poli-
tiek van het college. Er is n.l. gezegd, dat vele kapitaalswerken in de be-
groting zijn opgenomen en waarvoor ook rente en aflossing is geraamd,
welke echter in 1968 zeker niet zullen worden uitgevoerd; dat dit een
bekend verschijnsel is want dat was in 1967 ook het geval; en dat op grond
van die ramingen burgemeester en wethouders kunstmatig de lasten ver-
hogen die op de bevolking worden gelegd, met name de straatbelasting.
Men draait, zo heeft de heer Rutgers gezegd, de kleuterhelpsters daarvoor
de nek om. Niets is verder van het college dan om zo iets te doen, maar
financieel zou dat inderdaad het geval zijn al ligt de zaak war anders dan
de heer Rutgers heeft gesteld. Spreker komt daar nog wel op terug.
Het hoofdpunt is dus, dat men zegt dat burgemeester en wethouders
bedragen voor rente en aflossing voor objecten hebben geraamd welke toch
niet uitgevoerd zullen worden. Men acht dat een verkeerd beleid en meent
dat daarvoor dan maar uit de post voor onvoorziene uitgaven moet worden
geput, welke post staande de vergadering door de heer Rutgers met on-
geveer de helft is verminderd waarbij de heer Rutgers het college
heeft voorgesteld het salaris van de wethouders met een fors bedrag te
verhogen als zij er in zouden slagen zoveel vaste financieringsmiddelen
aan te trekken, dat daarmede de rente en afschrijving van mogelijk uit
te voeren kapitaalswerken ook maar enigermate het tengevolge van zijn
voorstellen nog beschikbare bedrag van de post onvoorzien, zou bena-
deren. Dit is overigens nog niet vertoond, want zo'n ruime hand had de
heer Rutgers op dat punt tot nog toe niet. Wel vond spreker een on-
aardig trekje in dit voorstel dat de heer Rutgers aileen het salaris van de
wethouders zou willen verhogen en niet dat van de secretaris. Het is heel
duidelijk dat er ,,volgens de heer Rutgers" dus een premie staat op niet-
werken.
Verder blijkt de heer Rutgers slecht op de hoogte te zijn van het werk
dat ten raadhuize wordt verricht. Hij weet niet wat de wethoudegrs alle-
maal doen.
Het lijkt allemaal zo reëel wat hierover van verschillende kanten is
gezegd. Men zegt: „waarom worden die bedragen geraamd, dat is toch
niet nodig, want die werken kunnen töch dit jaar niet worden uitgevoerd.
Laat die raming dan voorlopig maar na en wanneer de goedkeuring voor