15 december 1967
293
niet-raadslid. De commissie is dus volkomen onpartijdig en de vergade-
ringen zijn in de regel openbaar. "Het artikel eindigt met, en daar zou
spreker zich graag bij willen aansluiten: „De samenstelling van de com-
missie garandeert bovendien de grootst mogelijke objectiviteit en door
specialisatie van de afdeiingen ook de grootst mogelijke kennis van zaken.
Het werk van de commissie zal moeten leiden tot een betere behandeling
van de administratieve geschillen dan voorheen het geval was. Het is dan
ook geenszins onwaarschijnlijk dat de gemeente Leiden met het overdra-
gen van haar beslissingsbevoegdheid inzake beroepschriften aan deze com-
missie, inderdaad een voorbeeld ter navolging zal blijken te zijn." Aan
de andere kant dat is ook gebleken met de commissie voor de volks-
huisvesting blijkt, dat in de praktijk slechts spaarzaam beroepschrif-
ten bij de raad worden ingediend. Spreker zou dus de deur willen open-
houden voor de instelling van een commissie voor de beroepschriften en
intussen willen afwachten of de raad wel eens geroepen wordt om een
beroepschrift te behandelen. Als blijkt dat de raad een te log lichaam is
om een dergelijke zaak te behandelen en het bezwaarlijk wordt geacht dat
burgemeester en wethouders over de beroepschriften preadvies geven, kan
altljd nog tot instelling van een commissie voor de beroepschriften worden
overgegaan. Zijn fractie wil zich dus haar stem nog even voorbehouden
tot er eens een beroepschrift komt waaruit duidelijk blijkt dat deze proce-
dure in de praktijk niet werkt zoals men graag zou zien dat zij zou moe-
ten werken.
De heer Enschedé meent dat de heer Verkouw op de vraag van de heer
Rutgers goed gedocumenteerd is ingegaan. Zijn fractie staat op dezelfde
wijze hier tegenover. Ook zij vindt dat de heer Rutgers in principe gelijk
heeft. Zij vermoedt dat, naarmate de gemeente groeit, op een gegeven
moment de behoefte aan de instelling van een commissie voor de beroep-
schriften wel zal ontstaan. Zijn fractie heeft de indruk dat, als nu tot de
instelling van een commissie zou worden overgegaan, dit veel organisatie-
moeilijkheden met zich zou brengen en dat, als alles georganiseerd is, er
misschien nooit gebruik van zal worden gemaakt.
De heer Van Berckel merkt op dat de heer Rutgers in de loop van het
jaar al enige malen heeft gezegd dat hij deze kwestie bij de begrotings-
behandeling ter sprake zou brengen. Sprekers fractie ziet de noodzaak van
de instelling van een commissie voor de beroepschriften niet in. Een ver-
gelijking met de gemeente Leiden gaat in zekere zin niet op, omdat de
raad van Leiden een veel loggere vergadering is dan deze raad. In deze
betrekkelijk kleine raad is het volgens de mening van zijn fractie nog
wel mogelijk een beroepschrift te behandelen. Gezien het feit dat vrij
weinig beroepschriften worden ingediend ziet zijn fractie de noodzaak
în van 'le'- instellen van een speciale commissie voor de beroepschriften niet in.
De heer Bomans is van mening dat de heer Rutgers een stokpaardje
berijdt. Spreker is tegen de instelling van een commissie voor de beroep-
schriften.
De voorzitter concludeert dat enige fractievoorzitters van mening zijn
dat, wanneer de instelling van een commissie voor de beroepschriften
noodzakelijk blijkt te zijn, daartoe altijd nog kan worden overgegaan, en
dat een grote meerderheid van de raad meent dat dat ogenblik nu nog niet
is aangebroken.
Naar aanleiding van deze vraag hebben burgemeester en wethouders
gemeend een nieuwe weg te moeten inslaan door de appellant die bij de
raad in beroep is gekomen tegen een aanschrijving van burgemeester en
wethouders tot het vernieuwen van een schuur (punt 7 van de agenda) uit
te nodigen zijn bezwaarschrift persoonlijk in het college van burgemeester
en wethouders toe te lichten. Dit heeft tot het voor het college enigszins