296
15 december 1967
gemeentewet staat n.l., dat, zonder dat bij begrotingswijziging uitgaven
zijn akkoord bevonden, die uitgaven door hoger gezag niet zullen worden
goedgekeurd. Voor de bedrijven moeten dus ook begrotingswijzigingen wor-
den gemaakt. In dat opzicht kan spreker de heer Van Ark niet tevreden
stellen.
De heer Van Ark zegt dat hier wordt miskend het verschil in betekenis
van de begroting van de gemeente en die van de bedrijven. Spreker zal
proberen dit verschil duidelijk te maken. Als burgemeester en wethouders
zouden beslissen een subsidie van f 100 terug te brengen tot f 90 zullen
zij dat het volgend jaar bij de rekening moeten motiveren. Maar indien
f 100 is betaald, heeft de raad het zwijgen er toe te doen.
Als evenwel blijkt dat het gasverlies en het waterverlies precies zo groot
waren als begroot, dan meent spreker dat de raad toch nog het recht heeft
om te zeggen: ,,dat vinden wij wel erg aardig maar dat is niet goed want
het had kleiner moeten zijn." Dat is het verschil tussen de bedrijfs- en de
gemeentebegroting. Ook bij de uitgaven is het niet mogelijk tevoren bij de
begroting van de bedrijven te zeggen dat een bepaald bedrag niet moet
worden uitgegeven of uitgegeven kan worden. Dat verschil ligt in de aard
van de begroting en daarom is spreker het met de wijziging van art. 246
der gemeentewet zoals het nu is geworden, helemaal niet eens. Hij gelooft
dat het een volkomen misvatting is van de betekenis van de bedrijfsbe-
groting. Men heeft hier teruggehaald wat indertijd met zoveel verstand
in de gemeentewet is gebracht om de bedrijven juist een apart hoofdstuk
te geven en apart te behandelen.
Wethouder Corver wil niet ontkennen dat er in de redenering van de heer
Van Ark een zekere logica zit. Spreker merkt op dat de begrotingswij-
zigingen natuurlijk alleen het maximumbedrag aangeven waartoe burge-
meester en wethouders kunnen gaan. Spreker zou niet in discussie willen
treden over het al of niet juiste daarvan. Hij heeft alleen meegedeeld dat
dit een wettelijk vastgelegde zaak is waar men niet onderuit kan. De dis-
cussie over de al of niet juistheid daarvan zou misschien best eens gevoerd
moeten worden, maar dan daar waar de gemeentewet gewijzigd kan
worden. Als de heer Van Ark daarvoor kan zorgen zou spreker daar
vrede mee hebben.
Punt 14
De heer Smit zegt dat de toestand van het gasbuizennet een ernstige
zaak is. In het antwoord van burgemeester en wethouders staat, dat bij
het tweede onderzoek drie viermaal zoveel lekken zijn gevonden als bij de
eerste rondgang. Spreker vraagt door wie dat eerste onderzoek is verricht,
Zijn dat wel deskundigen geweest of zijn dat mensen van het eigen bedrijf
geweest? Is dat een firma van buiten de gemeente? Het maakt toch wel
een zeer nare indruk als bij een tweede onderzoek, dat na een periode van
misschien een half jaar is gehouden, blijkt dat er drie viermaal zoveel lek-
ken zijn. Dan is het eerste onderzoek toch niet juist geweest. Spreker vraagt
wat hier nu eigenlijk aan de hand is. Lekken alleen de verbindingen van
de leidingen door de hoge druk van het gas of door het uitdrogen van de
hennepvezel of zijn de gasbuizen zelf aangetast Deze buizen liggen er al
ruim 60 jaar en het is bekend dat de grond in Heemstede op sommige
plaatsen bijzonder goed is maar op andere plaatsen bijzonder slecht is.
Spreker vraagt of het hoofdbuizennet is aangetast en de dienstleidingen.
De heer Van Ark merkt op dat het hier gaat over de oorzaak van het
ontstaan van de lekkages. Spreker vraagt of er contact bestaat met andere
bedrijven teneinde gemeenschappelijk de oorzaak van het ontstaan van
lekken op te sporen en die maatregelen te treffen welke het opnieuw ont-
staan van lekken kunnen voorkomen.