328
15 december 1967
ker zou van het college willen vernemen dat het ,met ingang van heden,
bereid is om speciaal de huizen waar niet onmiddellijk belangstelling van
de zijde van de Heemstedenaren voor bestaat, zo gauw mogelijk aan ge-
gadigden van buitenaf toe te wijzen.
De voorzitter zou het zo willen stellen, dat een redelijke tijd wordt ge-
geven om te proberen deze huizen bewoond te krijgen door Heemstede-
naren of door economisch aan Heemstede gebondenen of behorende tot de
agglomeratie. Zoals spreker gisteren al zei zijn de richtlijnen verruimd
en neemt Heemstede in deze een zeer liberaal standpunt in.
De heer Scheer hoopt dat dit zal blijken.
Mevr. Cohen zegt dat het antwoord op vraag 22 in vergelijking met het
antwoord op vraag 51 haar fractie een beetje heeft verwonderd. Het is
daarom dat spreekster heeft gevraagd beide vragen gecombineerd te be-
handelen. Haar fractie zit n.l. vreselijk in haar maag met de woorden
woongemeente en forensengemeente. Zij vindt dat begrippen waar zij A
niet veel mee kan beginnen. Wat wordt daarmee precies bedoeld? Het an-
woord op vraag 51 luidende: „Het beleid moet er op gericht zijn goede be-
stemmingsplannen vast te stellen om daarin goede woningen, in aantal
en soort aangepast aan de behoeften van de diverse bevolkingsgroepen te
bouwen" is veel reëler en bepaald in tegenspraak met het antwoord op
vraag 22. Hier is een element ingevoerd dat haar fractie zeer wel aan-
spreekt, n.l. het behoefte-element. Want wat bedoelt men als men spreekt
over woongemeente en forensengemeente Dan wordt er toch eigenlijk een
villa- en bungalowgemeente voor welgestelde forensen bedoeld. Spreek-
ster ziet haast geen andere mogelijkheid. Woongemeente in tegenstelling
tot industriegemeente is niet mogelijk omdat zich hier geen industrieën
zullen willen vestigen, en in dat geval verstaat men onder woongemeente
niet anders dan een woongemeente voor welgestelde groepen. Spreekster
is dus erg blij met de invoering van het behoefte-element in vraag 51, want
dat houdt in dat men vanzelfsprekend ook rekening houdt met de behoeften
van de lagere milieu's. Spreekster herinnert hierbij aan de uitslag van de
volkstelling 1960. Daaruit bleek dat er 3615 arbeiders en lagere employe's
in Heemstede woonden en 2809 hogere employe's en beoefenaren van vrije
beroepen. Dit alles herinnert spreekster sterk aan de uitstekende discussie
die in de begrotingsvergadering 1964 is gehouden over de bouwnota van
burgemeester en wethouders. Zij was toen in de gelukkige omstandigheid
dat zij er alleen maar naar behoefde te luisteren en er niet over behoefde
te spreken. Zij herinnert zich dat de discussie zich eigenlijk toespitste op
de vraag wie nu eigenlijk forensen waren en nog directer of arbeiders-
forensen ook forensen waren. Spreekster heeft er niet de minste behoefte
aan deze discussie te herhalen. Zij dacht eigenlijk dat, in verband met de l,
algehele motorisering van tegewoordig, het niet meer houdbaar is om, r
zoals 3 jaar geleden verteld werd, arbeidersforensen te beschouwen waren
als gedwongen forensen die eigenlijk liever bij hun werk zouden willen
wonen maar hier alleen bleven wonen omdat zij geen woning in hun werk-
gemeente konden vinden. Haar fractie meent dat beide groepen mensen
kennen die graag dicht bij hun werk willen wonen en mensen die juist
rustig willen wonen en de afstand daarvoor over hebben.
Spreeksters tweede punt is, waar de brede aanpak blijft van dit vraag-
stuk in agglomeratieverband, waarvan burgemeester en wethouders al in
1964 beloofden dat zij het op gang zouden helpen. De voorzitter heeft over
de samenwerking in agglomeratieverband gezegd, dat deze nog maar een
kasplantje was. Spreekster betreurt het zeer dat het al die tijd maar een
kasplantje is gebleven, want als men het geheel overziet en zijn stand-
punt wil bepalen over de vraag wat voor functie Heemstede in de
toekomst moet vervullen, dan kan men er toch niet omheen dat in het