t 15 december 1967 329 raam van het gehele agglomeratieverband te bekijken. Nodig is een alge- heel overzicht van de nog beschikbare bouwgrond en van de woningbe- hoeften in de gehele agglomeratie. Dan kunnen de functies van de betrok- ken gemeenten in groot verband worden bekeken en kunnen problemen worden opgelost als tenminste niet iedere gemeente het onhandelbare woord „woongemeente" hanteert en een complex woningwetwoningen be- schouwt als een ongewenste inbreuk op haar bungalow- en villabouw. Een groots goed opgezet woningcomplex, althans een complex met betaalbare huren, mogelijk gemaakt door inspanning van de gezamenlijke gemeenten, zal geen enkele gemeente ontsieren. Spreekster weet wel dat dit lucht- kastelen zijn en dat haar fractie zegt dat zij met beide benen op de grond moet gaan staan en dat zal zij dan ook doen, maar met dat al wordt de woningnood niet opgeheven. Haar fractie is blij met het centrumplan. Uit het laatste kwartaalver- slag blijkt dat er nog een achterstand van 391 woningen bestaat. Als men van dit getal 308 aftrekt blijft er nog een tekort van 80 woningen dat, I zoals de raad weet, in de lagere huurklasse ligt. Zijn burgemeester en wet- houders van mening dat de doorstroming die zal plaats vinden als de nieuwe flats in het centrumplan klaar zijn, in dat tekort zal voorzien? Dat lijkt spreekster, gehoord hebbende wat de wethouder gisteren ver- telde over het zeer kleine soelaas dat met de doorstroming tot nu toe is verkregen, wel heel erg optimistisch. Met het oog op de doorstroming zullen burgemeester en wethouders zeker de premiebouw genoemd in vraag 53, dienen te bevorderen. Spreekster vraagt in welke orde van grootte de huren van de huur- woningen liggen, waarin burgemeester en wethouders, volgens het ant- woord op vraag 53, bouwondernemers wensen te interesseren. De heer de Buiter zal ook graag van de gelegenheid gebruik maken om, behalve een rechtstreekse behandeling van vraag 51, iets naar andere vragen over te lopen. Nu de toestand op de woningmarkt de laatste jaren grondig is gewij- zigd, is er alle aanleiding zich af te vragen, in hoeverre het tot dusver ge- voerde bouw- en huisvestingsbeleid nog steeds aan het doel beantwoordt. Teneinde hierover iets zinnigs te zeggen moet aliereerst worden nagegaan welke elementen bij de beoordeling van het beleid van belang zijn. Spreker zou daarbij de volgende uitgangspunten naar voren willen bren- gen: le. Voorziening in de woonbehoeften van de Heemsteedse ingezetenen op korte termijn; 2e. De opbouw van het gehele Heemsteedse woningbezit op langere ter- mijn; 3e. De toekomst welke het bestuur van de gemeente voor ogen staat wat betreft deze gemeente. Bij de beoordeling van deze vraagpunten moet rekening worden ge- houden met de volgende gegevens: le. Er is nog steeds een grote behoefte aan goedkope woningen; 2e. De vraag naar de duurdere koopwoningen is vrijwel verzadigd; 3e. De vooroorlogse huurwoningen zijn voor een groot deel privébezit; 4e. Voor gezinnen met kinderen blijft de eensgezinswoning de aangewezen woonvorm. Bij de begrotingsbehandeling 1967 heeft sprekers fractie een aantal voorstellen geformuleerd om te komen tot een onderzoek waardoor het voor een goede beantwoording van de vragen rond het huisvestingsbeleid en bouwbeleid noodzakelijke materiaal beschikbaar kan komen. Tot haar

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1967 | | pagina 53