15 december 1967
341
de particuliere bouw, niet verstandig een uitspraak te doen over percen-
tages welke binnen een maand wel eens zeer drastisch gewijzigd kunnen
zijn.
Wethouder Van Wijk zegt dat het gesprokene door de heer de Ruiter
volkomen aansluit bij sprekers standpunt, dat in deze zaken vroegtijdige
en stringente beslissingen haast altijd fout zijn. Spreker heeft daarbij
niet eens gedacht aan de wetgeving, maar eenvoudig aan wat zich op de
woningmarkt aanbiedt. De vraag wat de regering gaat doen, welke nieuwe
wettelijke bepalingen er komen, is een belangrijk element in deze materie.
Men zal dan altijd last ondervinden van dingen waar men zich aan heeft
vastgelegd. Dat is niet om alle mogeiijkheden open te houden, maar een-
voudig om efficient te kunnen werken, te kunnen opschieten. Spreker kan
de heer Van der Hulst best zeggen dat hij een percentage van 5 zeker
niet teveel vindt. Spreker wil ook best aan een percentage van 10 denken
als het mogelijk is. Hij meent dat op de 300 woningen toch wel 30 woningen
in de bedoelde categorie nodig zijn. Spreker wil dus een percentage van
10 wel aanhouden maar hij kan niet zeggen dat burgemeester en wet-
houders zich daaraan binden, niet omdat spreker niet wil, maar omdat hij
niet weet of men daarmede iets goeds doet.
De heer Van der Hulst zegt dat hij, als het is zoals de heer de Ruiter
zegt, deze zaak op dit moment niet wil doorzetten. Hij wil zich echter het
recht voorbehouden om hierop zo nodig in de februari-vergadering terug
te komen. Nu de wethouder zegt dat hij desnoods een percentage van 10
wil aanhouden, zou spreker graag willen dat het college tenminste 5%
zou toezeggen. Dat is dan iets. De raadsleden zijn heus niet zo irreëel dat,
als bij de behandeling van een bouwplan in de commissie of in de raad
zou blijken dat het eenmaal vastgestelde percentage gezien de omstan-
digheden op dat moment, moet worden losgelaten, zij daarin niet zouden
willen bewilligen. Het komt er nu eigenlijk op neer dat alle bouwplannen
steeds op 0 woningen voor alleenstaanden uitkomen en dat zit spreker
dwars.
De voorzitter merkt op dat het voor het college heel moeilijk is om op
dit gebied bindende toezeggingen te doen. Als het college aan de raad een
bindende toezegging van 10% zou doen en er zou blijken dat dit niet gere-
aliseerd kan worden, wat dan? Burgemeester en wethouders hebben nu
kennis genomen van het verlangen van de heer Van der Hulst, dat wellicht
door meerdere leden wordt gedeeld. De wethouder heeft zijn medewerking
toegezegd. De heer de Ruiter heeft naar voren gebraeht dat in deze een
wetswijziging op til is. Daarna kan deze zaak nader worden bezien. De
heer Van der Hulst heeft altijd het recht hierop terug te komen.
Punt 58
De voorzitter merkt op dat het antwoord een punt van ampele be-
spreking in het college heeft uitgemaakt. Burgemeester en wethouders
menen dat, juist omdat dit tot verwarring kan leiden, het beter is de nor-
men niet te publiceren.
Mevr. Cohen vindt het antwoord van burgemeester en wethouders enigs-
zins onlogisch en ook wel onbevredigend. De bescheiden vraag was alleen
maar of de normen niet aan de raadsleden konden worden verstrekt. Mevr.
Van der Meulen heeft de normen voor de Algemene Bijstandswet als een
leeuwin bewaakt, maar ze zijn toch wel aan de raadsleden bekend ge-
maakt. Haarlem heeft op vragen van raadsleden open en bloot gepubliceerd
wat er aan de normen is veranderd. Spreekster begrijpt dus niet waarom
burgemeester en wethouders schrijven a. dat bepaalde normen niet kunnen
- 0_ -