15 december 1967
345
Mevr. Cohen zegt dat de vraag van de heer Rücker haar gelegenheid
biedt het gehele welstandstoezicht onder de loupe te nemen. Zij heeft in de
krant gelezen, dat in de Kamer de heer Verlaan van de Boerenpartij het
welstandsbeleid aan de orde heeft gesteld. Hij sprak daar zelfs van corrup-
tie en zei, dat de welstandscommissies opgedoekt moesten worden. Spreek-
ster hoopt dat men haar op haar woord gelooft als ze zegt, dat zij geen
enkel contact met de heer Verlaan heeft gehad voordat zij dit betoog op-
stelde. Zij vindt het welstandsbeleid een buitengewoon moeilijke en netelige
kwestie. Zij meent daarom dat zij maar het beste kan doen door te begin-
nen met een grapje dat zij op dit gebied hoorde en wat zij bijzonder illus-
stratief vindt. Er was een meneer die in het huis van zijn schoonouders
ging wonen. Hij wilde toen een bepaald raam graag wat groter hebben.
Hij wendde zich daarvoor tot een architect. Die architect maakte een te-
kening voor een kleiner raam. Nee, zei de opdrachtgever, je begrijpt me
verkeerd, ik wil dat raam juist groter hebben. Ja, zei de architect, dat is
zo, maar de eerste keer wordt het plan toch afgewezen en als ik de 'tweede
keer met precies het tegenovergestelde kom wordt het goedgekeurd.
Spreekster gelooft dat dit verhaal zij verzekert dat het niet in Heem-
stede speelt maar wel waar is duidelijk maakt, dat de kwestie van het
welstandstoezicht voor de mensen die er bij betrokken zijn een gevoel van
willekeur oproept. Zij voelen het als een hogere macht waartegenover zij
gesteld worden; een beetje ongrijpbare situatie. Ongrijpbaar, want welstand
mag dan misschien iets minder pretenderen dan schoonheid, maar ook wel-
stand is nog een kwestie van smaak en daarom is deze commissie voor de
burger ongrijpbaar en heeft hij dus terecht of ten onrechte het gevoel dat
hij daaraan naar willekeur is overgeleverd. Wat zou men kunnen doen om
dat gevoel van willekeur, wat veel mensen die met deze commissie in aan-
raking komen, bevangt, weg te nemen. Spreekster gelooft dat het het beste
zou zijn de raad heeft die mogelijkheid gehad maar heeft haar door de
jaren heen verzuimd een constante doorstroming van nieuwe stem-
hebbende leden in te voeren, zodat de commissie eenvoudig de kans niet
krijgt om een machtspositie in te nemen. In een van de voorgaande
vergaderingen heeft de raad een leeftijdsgrens voor de ieden van de wel-
standscommissie vastgesteld, maar spreekster gelooft dat dat niet vol-
doende is. Er zijn 2 leden in de welstandscommissie die respectievelijk van
1941 en 1951 af daarin zitting hebben. In het boekje van de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten over welstandstoezicht en supervisie, wordt aan-
geraden te bepalen, dat om de drie jaar één van de leden moet aftreden.
Het is spreekster opgevallen dat er na afwijzing van een bouwplan prak-
tisch nooit een beroep op de raad wordt gedaan terwijl er toch zo enorm
veel gekankerd wordt. Hoe komt dat? Spreekster gelooft dat de machts-
positie welke de welstandscommissie, of zij dat wil of niet, tegenover de
architect inneemt, daar de oorzaak van is. Spreekster wil beslist niet zo
I ver gaan als de heer Verlaan in de Kamer heeft gedaan, met te zeggen dat
de welstandscommissie alleen maar slecht werkt. Zij weet zeker dat de
commissie uitstekende adviezen geeft en dat er ook veel architecten zijn
die veel plezier hebben beleefd van de adviezen en aanwijzingen die zij
krijgen. Maar er zijn bij de beoordeling van de plannen 2 mogelijkheden.
De eerste mogelijkheid is dat de commissie een bepaald slecht ontwerp
te beoordelen krijgt waar niets mee te beginnen valt. Dan moet zij dus
zeer spoedig het onaanvaardbaar laten horen en wel zodanig dat na een
tweede afwijzing de opdrachtgever wordt aangeraden een andere architect
te nemen. De tweede mogelijkheid is dat er wel een behoorlijk ontwerp
is maar dat de commissie nog bepaalde wijzigingen adviseert. In dat gevai
zal de architect zelf aanwezig zijn en dan moet er gelegenheid zijn voor een
werkelijk collegiaal gesprek van gelijken tegenover elkaar. Het lijkt spreek-
ster daarbij bijzonder nodig dat de architect, of hij ai dan niet bij de beoor-