348
15 december 1967
eens een beetje moeilijk gaan, dan vindt spreekster dit nog geen motief
om het principe van de doorstroming, dat zij uitermate gezond en nodig
blijft vinden, niet te aanvaarden. Daar komt nog iets bij. De wethouder
zegt dat het om één geval ging; dat is niet juist. Spreekster heeft natuur-
lijk aan alle kanten geïnformeerd en zij heeft ook de daarover bestaande
literatuur gelezen. Of de leden van de welstandscommissie het willen of
niet, zij gaan vanzelf een machtspositie tegenover de architecten innemen.
Als er dan zo weinig in beroep wordt gegaan, kan dat voortvloeien uit het
feit dat een architect dat niet graag zal doen, omdat hij voor een volgend
bouwplan weer afhankelijk is van deze commissie. Hij zal het wel uit zijn
hersens laten in beroep te gaan. Spreekster vindt echter dat dat beslist zijn
goed recht is. Hij moet zijn plan kunnen verdedigen tégen de commissie in.
Hij moet er voor staan en als hij het niet eens is met de beslissing van
burgemeester en wethouders, dan moet het heel gewoon zijn dat hij in be-
roep gaat. Daar komt nog iets bij. In de architectuur zijn bepaalde stijlen.
Het lijkt haar voor de leden van de welstandscommissie bijzonder moeilijk
om plannen goed te keuren waarvan zij de stijl verafschuwen. Zij moeten t
natuurlijk elk plan op zijn eigen merites kunnen beoordelen, maar zij vindt
het een zware opgave. Het voordeel van de doorstroming is juist, dat er
mensen in de welstandscommissie komen die aan een andere stijl de voor-
keur geven zodat een plan op een heel andere manier beoordeeld wordt.
Spreekster meent te moeten betwijfelen of de motivering van de beslis-
sing van de welstandscommissie altijd plaats vindt. Zij weet dat dit in de
meeste gemeenten wel gebeurt, maar voor zover zij weet gebeurt dat hier
niet en dat vindt zij beslist een tekortkoming. Spreekster blijft bij haar
verzoek of burgemeester en wethouders na willen gaan of er geen aan-
leiding is om de verordening op de welstandscommissie in de door haar
aangegeven richting te wijzigen.
De heer Kutgers wil voorop stellen dat hij grote waardering heeft voor
het werk van de welstandscommissie. Hij kan ook best begrijpen dat de
wethouder met deze commissie zeer gaame werkt. Spreker woont in de
buurt waar het bewuste bouwwerk staat. Hij is het eens met de wethouder
dat het helemaal niet erg is en beter is dan wat er stond. Dat speelt dus
allemaal bij spreker niet. Maar wel speelt bij spreker hetgeen mevr. Cohen
heeft gezegd over de machtspositie van de welstandscommissie. Het is een
menselijke kant van de zaak en spreker gelooft dat men daar bijzonder
voorzichtig mee moet zijn. Daar komt bovendien bij spreker gelooft
dit openlijk te kunnen zeggen dat deze welstandscommissie uit dezelfde
personen bestaat als de welstandscommissie in Bloemendaal, welke ontslag
heeft genomen omdat burgemeester en wethouders op een gegeven mo-
ment een beslissing namen in afwijking van het advies van de welstands-
commissie. Dat vindt spreker een onbegrijpelijke zaak. Als het een advies-
college betreft mag men toch verwachten dat op een gegeven moment een
advies niet wordt opgevolgd. Als men dan boos wordt duidt dat juist op de
machtspositie die wij niet moeten hebben. Als een beroep op de raad wordt
gedaan zou de welstandscommissie misschien ook boos worden en ontslag
nemen. Dat zou spreker een betreurenswaardige zaak vinden. Spreker
neemt aan dat de wethouder dat Bloemendaalse geval met de welstands-
commissie besproken heeft en gezegd heeft dat zo'n geval zich in Heem-
stede ook kan voordoen. Spreker is van mening dat de gedachte van mevr.
Cohen in deze steun verdient. Misschien dat door een gesprek met deze
zeer gewaardeerde heren moet geprobeerd worden bij hen ingang te doen
vinden dat de democratische gang van zaken in Heemstede wordt gehand-
haafd.
Wethouder Van Wijk zegt dat de heer Smit heeft gesproken over de on-