15 december 1967
353
tie tussen gemeentebestuur, gedeputeerde staten en regenten van St. Bavo,
maar misschien houdt de raad dat nog te goed. „Gedeputeerde Staten
conformeren zich terzake aan het advies van de technische commissie van
de provinciale planologische commissie van hun gewest, welke o.a. naar
voren brengt, dat door een tussen de eigenaren van Overbos en Kennemer-
duin en uw gemeente (dus hier lag een zeer positieve taak voor de gemeen-
te) te sluiten overeenkomst het openbaar zijn van deze buitens ware te
waarborgen, welke overeenkomst een duidelijke regeling zal dienen te be-
vatten ten aanzien van het beheer van het terrein als openbaar park. In
overeenstemming met de zienswijze van het college van gedeputeerde staten
van Noord-Holland, zoals hiervoren is weergegeven, bericht ik uw college
dat ik in het onderhavige geval niet zal overgaan tot toepassing van het be-
paalde in artikel 29, 3e lid van de wet van 28-9-1950, houdende voorlopige
regeling inzake het Nationale Plan en streekplannen. Ik verzoek uw college
het vorenstaande ter kennis te brengen van belanghebbende, het re-
gentencollege van de Stichting Huize St. Bavo te Uwent. Hierbij teken ik
nog aan dat aan een ambtsbericht kon worden ontleend dat de voorzitter
van de Stichting Huize St. Bavo zich bereid heeft verklaard ten aanzien
van de aanleg en het onderhoud van de nodige bepiantingen en voorzienin-
gen overleg te plegen met het Staatsbosbeheer indien voldoende fondsen
beschikbaar zullen komen." Nu wordt al niet meer gesproken van een
openbaar wandelpark maar nog slechts van een wandelpad van de Heren-
weg naar de Burgemeester van Lennepweg. De regenten van St. Bavo,
aldus schrijven burgemeester en wethouders, hebben in principe geen be-
zwaar tegen het aanieggen van een wandelpad aldaar. De toestemming
hiervoor zal gelden tot wederopzegging (zulks met het oog op mogelijke
overlast) en hieraan zullen diverse voorwaarden worden verbonden welke
evenwel naar ons oordeel niet onaanvaardbaar zijn. De heer Bomans heeft
gisteren gezegd dat de overheid zoveel regelt en dirigeert. Hier ligt toch
wel een duidelijk voorbeeld wat er gebeurt als dit wordt nagelaten. In dit
geval is de overheid uitgegaan van goede trouw en wat zeggen nu de re-
genten tegen de minister, gedeputeerde staten en de raad: „dag minister,
dag gedeputeerde staten, dag raad, we doen het. lekker toch niet." Terwijl
de raad het recht had om deze voorwaarde te verbinden aan het garande-
ren van de gelden voor de bouw! Dat heeft de raad niet gedaan omdat hij
volkomen te goeder trouw was. De raad heeft beide stichtingen in de tijd
van financiële misêre geholpen door de betaling van rente en aflossing
van geldleningen te garanderen. Spreker is er vast van overtuigd dat, als de
raad geweten had dat dit op niets zou uitlopen, hij deze voorwaarde aan
de verstrekking van de gelden had verbonden. Het spijt spreker buiten-
gewoon te hebben moeten lezen dat het mooie plan nu gereduceerd is tot
het wel zeer magere en povere wat er nu nog van over is.
Wethouder Van Wijk antwoordt dat dit een zaak is waarbij het college
en de raad meer of min geërgerd toeschouwer kunnen zijn. Zo goed als de
minister er van uitgegaan is dat dit wel zou gebeuren, ging het toenmalig
gemeentebestuur er ook van uit dat dit wel zou gebeuren. Staande voor een
ontwikkeling die niet helemaal de goedkeuring van iedereen kan wegdra-
gen, misschien van niemand, moet spreker in de eerste plaats stellen dat
de schuld daarvan niet bij het gemeentebestuur ligt. Nagegaan moet wor-
den wat het gemeentebestuur nu nog kan doen om waar te maken wat
het toen verwacht heeft. Spreker meent dat toch ook goed in het oog moet
worden gehouden dat hier nu eenmaal een bejaardenhuis is gebouwd en dat
aan de toezegging om daar een pad te laten maken toch wel zekere voor-
waarden mogen worden verbonden. Spreker acht dit nog niet direct een
terugkrabbelen op een toezegging. Een ieder heeft geweten dat er een
publiek pad en een bejaardenhuis zou komen. Daarbij had beseft moeten