15 december 1967
359
vindt dat niet helemaal juist zaken doen. Als men deze zaak heel scherp wil
stellen, zou men de huurwaarde van het huis moeten laten taxeren door
de Huuradviescommissie. Het verschii tussen wat de huurster betaalt en
wat zij over al die jaren zou hebben moeten betalen, zou dan het bedrag
vormen dat zij nu aan onderhoudskosten moet bijdragen. Dat is de opzet
geweest. Zo zou het wettelijk ook goed liggen, want als het onderhoud grote
bedragen gaat vergen komt men in strijd met wettelijke bepalingen. Men
mag geen huis verhuren tegen een lage prijs met het beding dat het onder-
houd geheel voor rekening van de huurder komt, want dan kunnen de kos-
ten van het onderhoud en de huurprijs tezamen de wettelijk toelaatbare
huurprijs overschrijden. Het gaat niet aan om zonder meer te stellen: ik heb
met het onderhoud niets te maken, dat moet de gemeente maar betalen.
Dat is geen goede wijze van zaken doen en spreker kan daar niet de minste
waardering voor opbrengen.
De voorzitter wijst er op dat door de raad een krediet is toegestaan voor
de restauratie van Meerzicht. Ondanks dat de huurster daar altijd op heeft
aangedrongen, vraagt zij nu de restauratie uit te stellen. Als gevolg daar-
van is de post „rente en afschrijving voor de restauratie van Meerzicht"
uit de begroting gelicht. Het is logisch dat de huurster haar contractuele
verplichting om de noodzakelijke kosten van onderhoud te betalen, moet
nakomen. Burgemeester en wethouders zijn aitijd nog bereid tot restaura-
tie van Meerzicht over te gaan als het financieel mogelijk is.
Mevr. Gaasterland zegt dat de wethouder de gehele fase van de restau-
ratie in zijn antwoord heeft vergeten. Op een gegeven moment is door
deskundigen vastgesteld dat Meerzicht gerestaureerd moet worden. Het
gebouw was in verval. Die restauratie is niet doorgegaan. AIs burgemees-
ter en wethouders dat hadden gewild hadden zij, niettegenstaande de be-
zwaren van de huurster, de restauratie kunnen doen doorgaan. Dat is niet
gebeurd maar de gemeente had er ook geen geld voor.
De voorzitter: ,,Dat kon wel. Burgemeester en wethouders hebben toen
gezegd: u houdt die restauratie tegen, goed, maar er moeten dan een paar
dingen gebeuren. Dan willen wij het gentleman agreement met u aangaan
dat 50% van de herstelkosten voor uw rekening zijn."
Mevr. Gaasterland vindt dat toch een beetje zwak. Spreekster vraagt
of onder achterstallig onderhoud wordt verstaan het onderhoudswerk dat
nodig is omdat de restauratie niet doorgaat.
Wethouder Van Wijk: ,,Dat onderhoud is niet gebeurd omdat de restau-
ratie in zicht was en men niet iets moet gaan onderhouden wat straks
vervangen zal worden."
Mevr. Vriesendorp vraagt waarom in 1959 een groot aantal voorzienin-
gen aan het huis door de gemeente volledig zijn betaald. Toen is men dus
van het contract afgeweken. Als de huurster dan veel te weinig betaalt
waarom hebben burgemeester en wethouders dan niet het voorstel gedaan
om de huur te verhogen? Het gaat hier om het woongenot. Als men in een
huurhuis woont en het vervalt, dan is er geen sprake meer van woongenot.
De voorzitter zegt dat er nu eenmaal een huurcontract was. Op verzoek
van de huurster hebben burgemeester en wethouders en dat heeft mevr.
Vriesendorp zojuist ook niet gezegd in het huurcontract de bepaling
opgenomen dat, indien tengevolge van de reslauratie schade zou worden
toegebracht aan het meubilair van huurster, de gemeente daarvoor aan-
sprakelijk zou zijn. Burgemeester en wethouders zijn de huurster altijd
in alles tegemoet gekomen.
Mevr. Vriesendorp blijft het niet billijk vinden dat de huurster moet