29 februari 1968
RECHTSGEDING INZAKE ONDERHOUD "MEERZICHT'
Heemstede, 14 februari 1968.
Aan de Raad,
In ons antwoord op het afdelingsverslag betreffende de begroting 1968
deelden wij U o.m. mee dat de huurster van "Meerzicht", mevrouw J. G.
Schwartz-van Royen, bij ons college en bij gedeputeerde staten bezwaar
heeft gemaakt tegen het plan tot restauratie van dat huis, waarvoor U in
Uw vergadering van 26 november 1965 een krediet beschikbaar stelde. In-
williging van al haar wensen is niet alleen naar het oordeel van de archi-
tect, doch ook naar de mening van de Rijksdienst voor Monumentenzorg,
die hierover uitvoerig is geraadpleegd, beslist onaanvaardbaar. Nadat ge-
deputeerde staten een voorlopige machtiging tot besteding van het krediet
hadden verleend, wendde de huurster zich tot de Kroon met het verzoek dit
besluit te vernietigen.
Zoals wij U verder berichtten menen wij dat de restauratie voorlopig
dient te worden uitgesteld, zulks ook met het oog op de omstandigheid dat
zeer moeilijk financieringsmiddelen voor het werk te verkrijgen zullen zijn.
Bij grondig onderzoek is gebleken dat de toestand van het gebouw uitstel
verantwoord maakt. Wel moeten enkele achterstaliige onderhoudswerk-
zaamheden worden uitgevoerd. Op grond van het huurcontract komt een
gedeelte van de hiermee gemoeide kosten, voor zover betreft voorzieningen
aan het inwendige van het gebouw, ten laste van de huurster. In het met
mevrouw Schwartz gesloten huurcontract is namelijk bepaald dat alle on-
derhoud van de woning, binnenshuis, met inbegrip van de centrale verwar-
ming, ten laste van de huurster komt, terwijl eveneens te haren laste komt
het onderhoud buitenshuis, voor zover dit volgens de bepalingen van het
Burgerlijk Wetboek ten laste van de huurster behoort te komen.
In afwijking van het bepaalde in het Burgerlijk Wetboek komt derhalve
het onderhoud binnenshuis volledig voor rekening van de huurster. Dit is
haar vöör het sluiten van het huurcontract uitdrukkelijk meegedeeld en zij
heeft dienovereenkomstig in het verleden voor het inwendig onderhoud ge-
zorgd.
Met de onzerzijds nodig geoordeelde onderhoudswerkzaamheden is een be-
drag van 4.500,gemoeid. Bij brief van 18 september j.l. hebben wij ons
bereid verklaard eraan mee te werken dat deze werkzaamheden door de
gemeente worden uitgevoerd, mits de huurster zich vooraf bereid zou ver-
klaren de helft van de kosten aan de gemeente te vergoeden. Hoewel de ge-
meente op grond van het huurcontract naar ons oordeel niet verplicht is
een deel van de kosten te dragen, heeft de huurster dit voorstel niet aan-
vaard.
I
Zij heeft thans aan de kantonrechter te Haarlem verzocht de gemeente
te veroordelen de naar haar mening noodzakelijke werkzaamheden te ver-
richten; dit betreft het herstel van gangvloer, kamervloeren, deuren, rook-
kanaal, raam in zuidgevel, gasleiding, door lekkage uitgeslagen muren, her-
stel van scheuren in plafonds en muren, alsmede schilderwerk en andere
werkzaamheden die verband houden met de genoemde reparatiewerkzaam-
heden. In het verzoekschrift is vermeld dat het gehuurde in vervallen toe-
stand verkeert, waardoor diverse werkzaamheden noodzakelijk zijn gewor-
den, die niet als onderhoud kunnen worden aangemerkt en derhalve voor
rekening van de gemeente dienen te komen.