30 4e afd. 29 februari 1968 b. een gespecificeerde begroting en een bestek met tekeningen van het bouwplan en een gespecificeerde begroting van de inrichtingskosten; c. een opgaaf van de vermoedelijke omvang en intensiteit van het ge- bruik van het gebouw of de lokaliteit; d. het plan tot financiering van de investering. Artikel 5. De aanvragende organisatie dient uit eigen middelen of door besparing, voorvloeiende uit zelfwerkzaamheid of behulpzaamheid van derden, een gedeelte van de stichtingskosten te dekken, dat in geld gewaardeerd, ten- minste gelijk is aan de helft van de bijdrage welke op grond van deze verordening in het vooruitzicht kan worden gesteld. Artikel 6. De bijdrage kan slechts worden verleend indien met inachtneming van het bepaalde in artikel 5 het bijeenbrengen van de benodigde middelen gewaarborgd is of redelijkerwijs verwacht mag worden dat deze binnen korte tijd zullen zijn bijeengebracht. Artikel 7. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten dat bepaalde in de in arti- kel 4 bedoelde begrotingen opgenomen uitgaven, welke naar hun oordeel een redelijk peil te boven gaan, niet of slechts ten dele ais subsidiabele stichtingskosten in aanmerking worden gebracht. Artikel 8. De bijdrage wordt slechts verleend wanneer hiervoor gelden op de ge- meentebegroting beschikbaar zijn en onder voorwaarde dat binnen twaalf maanden na de toekenning ervan met de uitvoering van het plan wordt begonnen. Wijzigingen in het plan behoeven de voorafgaande goedkeuring van burge- meester en wethouders. Artikel 9. Ten behoeve van de uitvoering van het plan kunnen burgemeester en wethouders voorschotten op de bijdrage verlenen. Artikel 10. Het bestuur van de organisatie is verplicht binnen zes maanden na het totstand komen van het gebouw of de lokaliteit aan burgemeester en wet- houders een gespecificeerde opgaaf te doen toekomen van de stichtings- kosten en de financieringsmiddelen welke hiervoor zijn aangewend. Artikel 11. Indien uit de in artikel 10 bedoelde gegevens blijkt dat de werkelijke stichtingskosten aanmerkelijk hoger zijn dan de in artikel 4 bedoelde begrotingen, zijn burgemeester en wethouders bevoegd de bijdrage vast te stellen op een lager bedrag dan uit artikel 2 zou voortvloeien. Artikel 12. De waarde van diensten en materialen welke om niet of tegen een verminderde prijs zijn verworven, alsmede de waarde van grond, worden subsidiabel verklaard tot een door burgemeester en wethouders in elk voorkomend geval afzonderlijk te bepalen bedrag.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1968 | | pagina 23