32
4e afd.
29 februari 1968
Het toekennen van een renteloos voorschot ad 50.000,voor het uit-
voeren van noodzakelijke onderhoudswerken wordt thans bijzonder be-
lemmerd door het gebrek aan financieringsmiddelen. Wij achten het niet
verantwoord andere urgente kapitaalswerken uit te stellen ten behoeve van
het verlenen van deze geldlening aan het Minerva-theater. Een bedrag van
50.000,is naar ons oordeel bovendien onvoldoende om de noodzakelijke
herstellingen uit te voeren. In 1963 besloot U in beginsel een geldlening
ad f 71.000,voor dit doel te verlenen. Het thans benodigde bedrag is
ongetwijfeld belangrijk meer dan 50.000,Het eerder genoemde raads-
besluit is nimmer uitgevoerd omdat de heer Hoogeveen bovendien een
jaarlijkse subsidie van 52.000,wenste te verkrijgen, welk bedrag Uw
raad onaanvaardbaar en niet verantwoord achtte.
Ofschoon de heer Hoogeveen zich hiertoe bereid verklaart, achten wij
het onmogelijk dat gelet op de financiële resultaten van het theater
het voorschot in 5 jaar kan worden terugbetaald.
Het inwilligen van het verzoek wordt bovendien nog bijzonder bemoei-
lijkt omdat belangrijke bedragen zouden worden toegekend aan een par-
ticulier persoon, die de volledige beschikkingsbevoegdheid over zijn eigen-
dom behoudt. Er bestaat geen redelijke zekerheid dat de huidige bestem-
ming van het theater wordt gehandhaafd. Ook in het verleden hebben wij
dit reeds als een bezwaar gezien. Bij het verlenen van jaarlijkse bedragen
van 60.000,en het verstrekken van een renteloos voorschot achten wij
dit bezwaar zodanig emstig dat wij ook om deze reden het inwilligen van
het verzoek niet verantwoord achten.
Indien het door ons ingenomen standpunt U aanleiding mocht geven tot
de gedachte dat het al of niet voortbestaan van het Minerva-theater ons
niet of weinig bekommert, berust deze gedachte op een vergissing. Van-
zelfsprekend zien wij dit theater liever voortbestaan dan verdwijnen. Dit
betekent echter niet dat wij bereid zijn de ogen voor de werkelijkheid te
sluiten. Dit zouden wij doen door U voor te stellen het verzoek in te wil-
ligen, tegen de ontvangen adviezen van drie deskundige instanties in
en in de wetenschap dat de gevraagde subsidies onvoldoende zijn om het
voortbestaan van het theater te waarborgen. Wij achten het niet de taak
van de gemeentelijke overheid een particuliere onderneming, welke in het
plaatselijke Jeven een beperkte culturele betekenis heeft door de toeken-
ning van onverantwoord hoge subsidiebedragen en van renteloze voor-
schotten in het leven te houden.
Wij kunnen U daarom slechts voorstellen afwijzend te beslissen op het
door de heer P. Hoogeveen ingediende verzoek.
Burgemeester en wethouders van Heemstede,
A. G. A. van Rappard.
J. M. Kruitwagen.
De secretaris,