49
29 februari 1968
werkt. Spreker kan begrijpen dat de heer Willemse in zijn betoog de dank
voor de verordening investeringssubsidie sportaeeommodaties in grote mate
heeft betrokken op Allianee, maar de bedoeling van deze verordening is
eehter dat zij algemeen zal werken.
Spreker heeft in de commissie voor de financiën de vraag opgeworpen
of de formulering van de verordeningen het toeliet dat verenigingen onder
beide verordeningen zouden kunnen vallen mits, en dat is eigenlijk van-
zelfsprekend, volledig wordt voldaan aan de criteria welke in de verorde-
ningen worden gesteld om voor een subsidie fonds perdu in aanmerking
te kunnen komen. De wethouder heeft die vraag, eigenlijk zonder met het
college overleg te plegen, beantwoord door te zeggen dat hij dat ook van
mening was. Spreker dacht dat het plezierig zou zijn ook in deze vergade-
ring nog even te horen dat het, indien aan de gestelde criteria, welke dan
ook scherp gevolgd moeten worden, wordt voldaan, voor een vereniging die
ên sport ên andere aetiviteiten beoefent, mogelijk is van beide verordenin-
gen te profiteren. Spreker laat elk voorbeeld en elke gedachte die hij daar-
over heeft, verder rusten. Het gaat hem er alleen om, dat het goed is deze
mogelijkheid nu ook uit te spreken en vast te leggen.
De heer Van Ark zegt dat ook zijn fractie zeer verheugd is over het
snelle werken van burgemeester en wethouders in deze zaak. Het is zijn
fractie opgevallen dat deze verordeningen alleen behandeld zijn in de com-
missie voor de financiën. Zij zijn niet in een commissie op haar juridische
merites beoordeeld. Spreker vindt het jammer dat dergelijke verordeningen
niet aan de commissie voor de strafverordeningen, welke zich speciaal be-
zig houdt met de juridische formulering, zijn voorgelegd.
De heer De Ruiter zegt dat ook zijn fractie blij is met de grote spoed
die burgemeester en wethouders bij het indienen van deze twee voorstellen
hebben betracht. Spreker is met de heer Verkouw van mening dat de ver-
ordeningen los gezien moeten worden van de in de vorige vergadering aan
de orde geweest zijnde kwestie Ailiance.
Zijn fractie heeft het noodzakelijk geacht deze verordeningen kritisch
onder de loupe te nemen omdat zij op veel meer betrekking zullen hebben
in de lange werkingsduur die zij tegemoet kunnen gaan. Spreker zal nu
graag een paar opmerkingen maken. Hij zal dat zoveel mogelijk artikels-
gewijs doen.
In artikel 1 onder d van raadsstuk 30 en in artikel 1 onder f van raads-
stuk 31, worden bij de formulering van wat onder "stichtingskosten" wordt
verstaan, de kosten van de grond niet uitgesloten maar zij worden ook niet
genoemd. Zij komen in artikel 12 van beide verordeningen weer boven
drijven. Sprekers fractie dacht dat "stichtingskosten" in zijn algemeen-
heid een begrip is waarin grondkosten zijn begrepen.
Bij artikel 2 van beide verordeningen rijst de vraag of er geen relatie
moet komen tussen de omvang van de vereniging en de omvang van de
subsidie. Spreker kan zich voorstellen dat een sportvereniging met 500
leden een belangrijk grotere behoefte aan kleedgelegenheid heeft dan een
vereniging met b.v. 200 leden. Moet er niet een basis worden gevonden
waarop de voorziening in kleedgelegenheid gerelateerd wordt aan het aan-
tal leden, door b.v. een basisbedrag uit te keren plus een bedrag per lid?
Men zou dan, om de financiële consequenties niet te sterk te boven behoe-
ven te gaan, uit moeten gaan van een gemiddeld grote vereniging waarop
dit bedrag geënt zou kunnen zijn. Spreker denkt b.v. bij een vereniging
van 300 400 leden aan een basisbedrag van 10.000 en 50 per lid. Dan
komt men ongeveer op dezelfde financiële consequenties uit, maar dan
heeft men in ieder geval een verband tussen de omvang van de vereniging
en de omvang van de subsidie.
In artikel 5 van de beide verordeningen is bepaald, dat de aanvragende
organisatie uit eigen middelen een gedeelte van de stichtingskosten dient te