29 februari 1968 50 dekken, dat in geld gewaardeerd tenminste gelijk moet zijn aan de helft van de bijdrage. In artikel 12 daarentegen is bepaald, dat de waarde van diensten en materialen welke om niet of tegeneenverminderdeprijszijn ver- worven, alsmede de waarde van grond, subsidiabel worden verklaard tot een door burgemeester en wethouders in elk voorkomend geval afzonder- lijk te bepalen bedrag. Burgemeester en wethouders kunnen daar dus een andere waardering aan geven. Dat zou impliceren dat men nooit aan dat vereiste kan voldoen als burgemeester en wethouders de waardering voor de behulpzaamheid van derden maar laag genoeg stellen. Als er, om een voorbeeld te stellen, een bevriende aannemer is die het gebouw voor 10.000 minder wil bouwen dan eenander, dan kunnen burgemeester en wet- houders aan de hand van artikel 12 nog nader bezien hoe hoog dat aan- deel gewaardeerd moet worden. Spreker is van mening dat dat aandeel gewoon gewaardeerd moet worden op reëele waarde omdat men anders nooit zal kunnen voldoen aan de eis in artikel 5 gesteld. In artikel 8 van beide verordeningen staat, dat de bijdrage slechts wordt verleend wanneer hiervoor gelden op de gemeentebegroting beschikbaar zijn. Spreker vindt dat deze bepaling niet in een subsidieverordening thuis- hoort, zeker niet in relatie met de gestelde voorwaarden. Dit zou eigenlijk impliceren dat het subsidie alleen wordt verleend als er een sluitende ge- meentebegroting is. Is dat de consequentie van deze bepaling Relativeert dit het subsidie niet te zeer onder een subjectieve norm van burgemees- ter en wethouders Artikel 11 van beide verordeningen houdt een soort straf in op het in- dienen van een verkeerde raming van stichtingskosten. Wat dat betreft hadden de verordeningen eigenlijk wel in de commissie voor de strafveror- deningen behandeld kunnen worden. Spreker dacht dat dit een onzuiver element was. De gedachte die hier achter moet liggen is volgens spreker ongeveer, dat men bang is dat verenigingen moedwillig ramingen te laag opgeven en later met een hogere opgaaf komen. Spreker dacht dat in zijn algemeenheid een verzoek om een bijdrage, als het voldoet aan de eisen in de verordening gesteld, gehonoreerd wordt. Als direct het goede bedrag was aangevraagd zou de gemeente daar dus helemaal geen schade van hebben ondervonden. Spreker vindt het niet juist dat hier een soort straf op een verkeerde raming wordt vastgelegd. Tenslotte heeft spreker nog twee vragen. Is subsidiëring voor één ver- eniging volgens beide regelingen mogelijk De tweede vraag die spreker wil stellen doet hij omdat het hier om het algemene karakter van de sport- en jeugdsubsidiëring gaat. Is het mogelijk om in dit kader ook een garan- tieregeling op te nemen? Het is spreker n.l. even moeilijk gevallen, dat er ten aanzien van één bepaalde sportvereniging in de vorige vergadering een besluit is gevallen over het geven van een garantie. Door sprekers fractie en door velen meer, is betoogd, dat men dit niet te zeer op één geval gericht moest doen maar dat er een algemene regeling moest komen. Nu ligt deze algemene regeling er, maar de uitzondering is tevoren al ge- boren. Daarom vraagt spreker of het niet verstandig zou zijn in deze ver- ordening ook een bepaling, al is het maar een principiële mogelijkheid, op te nemen met betrekking tot het verlenen van garantie ten einde te voor- komen dat, voordat met de verordeningen wordt gestart, de uitzondering er al is. De heer Smit heeft grote waardering voor de ontwikkeling van deze beide verordeningen. Hij heeft zich echter afgevraagd waarvoor het nodig is om de subsidie voor jeugdleden van 2 te verhogen tot 5. Ten eerste ziet spreker daar op het ogenblik de noodzaak beslist niet van in en ten tweede wordt het ook voor de toekomst voor de organisaties te gemakkelijk gemaakt. Men valt met dit soort dingen zo gauw terug op de gemeenschap. Men zegt dan: we kloppen maar bij de gemeente aan en dat lukt wel.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1968 | | pagina 11