29 februari 1968
52
moet dan nauwkeurig bekijken of de overgelegde gegevens wel juist zijn.
Spreker dacht dat het veel eenvoudiger was om een bedrag per lid te geven
waarop de vereniging dan haar werkzaamheid kan afstemmen. Met deze
methode brengt men de verenigingen eigen verantwoordelijkheid bij. Spre-
ker gelooft dus dat dit een juiste beslissing van burgemeester en wethou-
ders is geweest.
De heer Van Ark heeft de opmerking gemaakt dat deze verordeningen
eigenlijk ook bezien hadden moeten zijn op hun juridische merites. Burge-
meester en wethouders hebben met het ontwerpen van deze verordeningen
een nieuw terrein betreden. Door vele raadsleden is met waardering gewag
gemaakt van de grote snelheid waarmee burgemeester en wethouders in
deze hebben gewerkt, maar die snelheid houdt de mogelijkheid in dat bur-
gemeester en wethouders misschien hier en daar zijn uitgegleden. Deze
zaak ligt echter niet op het terrein van de commissie voor de strafver-
ordeningen. Als men dergelijke verordeningen aan die commissie ter be-
oordeling wil voorleggen zou men eerst de taakstelling van de commissie
voor de strafverordeningen moeten veranderen. Burgemeester en wethou-
ders zijn van mening, en spreker gelooft dat de raad het daarmee eens
kan zijn, dat deze verordeningen nu maar eens in de praktijk moeten wor-
den getoetst waarna misschien zal blijken dat hier of daar een kleine
verandering moet worden aangebracht. Dat kan dan in iedere raadsverga-
dering en met dezelfde snelheid als nu is betracht, gebeuren. Als op den
duur zou blijken dat de behoefte bestaat om dergelijke verordeningen,
zonder strafbepaling, ook in de commissie voor de strafverordeningen
te behandelen, dan zal dat nog eens nader moeten worden bezien. Spreker
hoopt dat de heer Van Ark zich daarmede kan verenigen.
De heer De Ruiter heeft een aantal opmerkingen gemaakt die meer
speciaal op het terrein van de financiën liggen. Hij heeft in de eerste
plaats gezegd dat in artikel 1 van beide verordeningen bij de stichtings-
kosten niet de grondkosten zijn genoemd. Dat is echter bewust gedaan.
Meestal zal de grond door de gemeente in erfpacht worden gegeven voor
een gering bedrag. Het kan eehter ook anders zijn en dan kan geval tot
geval worden bezien.
Voorts is de heer de Ruiter gevallen over het bepaalde in artikel 8, dat
de bijdrage slechts wordt verleend wanneer hiervoor gelden op de gemeente-
begroting beschikbaar zijn. Hij verbindt daaraan de conclusie dat alleen
subsidie wordt verleend als er een sluitende gemeentebegroting is. De heer
de Ruiter vergist zich echter. Hier wordt alleen rekening gehouden met
het budgetrecht van de raad. Er kunnen nu eenmaal geen uitgaven wor-
den gedaan zonder dat de raad daaraan zijn goedkeuring heeft gehecht.
Spreker dacht dat een sluitende begroting hier niets mee te maken heeft.
Als de heer de Ruiter zegt dat het budgetrecht van de raad een open deur
is en niet in de verordening behoeft te staan, dan zouden hier en daar in
verordeningen nog wel meer dingen kunnen worden weggelaten. Spreker
meent dat het goed is de dingen die moeten vaststaan, ook in de ver-
ordeningen te noemen, zodat men zich daarin niet kan vergissen.
Verder heeft de heer de Ruiter nog vragen gesteld over art. 5, 11 en 12.
Als spreker het goed ziet hebben die artikelen enig verband met elkaar.
De heer de Ruiter heeft opgemerkt dat volgens artikel 5 de aanvragende
organisatie uit eigen middelen of door besparing een gedeelte van de stich-
tingskosten dient te dekken dat in geld gewaardeerd tenminste gelijk is
aan de helft van de bijdrage welke op grond van deze verordeningen in
het vooruitzicht wordt gesteld, maar dat volgens artikel 12 de waarde van
diensten en materialen, alsmede de waarde van de grond, door burge-
meester en wethouders subsidiabel kunnen worden verklaard tegen een
afzonderlijk te bepalen gedrag. De bedoeling hiervan is te voorkomen dat
bedragen naar voren worden gebracht welke niet op de realiteit steunen.
Burgemeester en wethouders moeten daarom de bevoegdheid hebben om
