53 29 februari 1968 door deskundigen te doen vaststellen hoe hoog het bedrag kan worden geschat dat voor stichtingskosten in aanmerking komt. Dat is dus de werkelijke waarde. De heer de Ruiter zegt verder dat in artikel 11 de gedachte ligt opgeslo- ten, dat de verenigingen moedwillig te lage begrotingen indienen. Burge- meester en wethouders moeten er echter in alle opzichten voor zorgen dat er geen ramingen worden gedaan welke, door wat voor reden ook, b.v. door een vergissing, spreker wil niet zeggen door opzet, later veel hoger blij- ken te zijn. Het brengen van een relatie tussen het aantal Ieden der vereniging en de grootte van het subsidie is een punt dat door burgemeester en wethou- ders is overwogen. Zij dachten dat een kleine vereniging er niet snel toe zal komen tegen hoge kosten een groot gebouw te stichten. Het aantal leden van een organisatie legt op zichzelf al een beperking op in de kos- ten van een te stichten gebouw. Bövendien is in de verordeningen het maximum van de bijdrage gesteld op 25.000,zodat ên voor de grote ên voor de kleine organisaties een beperking aanwezig is. De bijdrage zal voor de kleine organisaties vanzelfsprekend al lager zijn dan voor de grote, omdat zij kleine gebouwen zullen stichten. Burgemeester en wet- houders menen dat hierin voldoende waarborgen zijn gelegen dat verschil- len ontstaan in de bedragen waarmede gesubsidieerd wordt. Burgemeester en wethouders hebben een algemene grens gelegd. Zij meenden dat het niet juist was voor kleine organisaties een lagere grens te stellen dan voor grote organisaties. De aard van de aanvrage zal vanzelf wel bepalen of een hoge dan wel een lage subsidie zal worden verkregen. Het garanderen van rente en aflossing van door de verenigingen aan te gane geldleningen is een zaak welke naar de mening van het college in deze verordeningen niet thuis hoort, omdat alle gevallen die kunnen voor- komen niet in een verordening kunnen worden vastgelegd. Dergelijke aan- vragen zullen van geval tot geval worden bekeken. Tenslotte is door de heer Smit de opmerking gemaakt dat z.i. verhoging van de subsidie voor jeugdleden van 2,op 5,onjuist is, omdat hij vreest dat de eigen activiteit van de verenigingen daardoor niet meer vol- doende tot haar recht zal komen. Burgemeester en wethouders hebben in de afgelopen jaren al enige malen overwogen of deze subsidie niet zou moeten worden verhoogd. Zij zijn langzamerhand tot de conclusie gekomen, dat het bedrag van 2,wel aan de zeer lage kant is, in aanmerking ge- nomen de noden waarvoor een aantal organisaties zich geplaatst ziet. In de omliggende gemeenten worden veelal hogere bedragen hiervoor ge- geven. Burgemeester en wethouders verwachten juist, dat de verhoging van deze subsidie de verschillende organisaties tot grotere activiteit zal stimuleren. Spreker is blij dat deze opmerking niet ook van andere kanten is gemaakt maar dat vele raadsleden zich juist over deze verhoging ver- heugd en tevreden hebben uitgelaten. Spreker meent dan ook dat de heer Smit in zijn opvatting alleen staat. De heer Willemse zegt gemerkt te hebben dat hij in eerste instantie een wat verkeerde indruk heeft gewekt door Alliance in zijn beschouwing te betrekken. Dat hij Alliance heeft genoemd behoeft z.i. geen verwondering te wekken omdat daarover in de laatste raadsvergadering nogal veel is gesproken. Spreker dacht dat als gevolg van die discussie een eerste stoot is gegeven voor het indienen van beide voorstellen die nu ter tafel liggen. Alliance zal vermoedelijk een van de eerste verenigingen zijn welke van deze verordening gebruik maken. Zonder meer is spreker blij met deze verordeningen en dat niet alleen terwille van Alliance. Spreker is het niet helemaal met mevr. Van der Meulen eens dat bij de sportverenigingen het aantal volwassen leden groter is dan het aantal jeugd- leden. Spreker dacht dat het juist andersom was. Hij is het wel met haar

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1968 | | pagina 14