29 februari 1968
54
eens dat, wanneer de lokaliteit in even grote mate door de volwassenen
wordt gebruikt als door de jeugdleden, het niet juist zou zijn en spreker
0 vindt dat dus ook niet dat er een mogelijkheid zou kunnen zijn om beide
verordeningen voor één geval toe te passen. Spreker dacht dat het karak-
ter van de vereniging zou moeten rechtvaardigen voor welk van de twee
verordeningen zij in aanmerking komt. In theorie lijkt het hem niet moge-
lijk dat in de toekomst het jeugdwerk door een sportvereniging wordt over-
genomen, maar dat zal dan heel duidelijk tot uitdrukking moeten komen
in statuten, reglementen, doelstelling of wat dan ook. Spreker gelooft dat
daaromtrent nu een beetje wordt getheoretiseerd. Hij ziet het dus nog niet.
Spreker heeft in de commissie voor de finaneiën gevraagd om bij voor-
komende gelegenheden artikel 11 met soepelheid toe te passen. De wet-
houder heeft hem dat toegezegd en daar heeft spreker alle vertrouwen in.
Natuuriijk is spreker het helemaal niet eens met de heer Smit. Door de
leden zelf en door de ouders wordt echt wel een veelvoud bijgedragen voor
het instandhouden van sportverenigingen en jeugdgebouwen dan de f 5,
welke de gemeente voor de jeugdleden gaat geven. Het is beslist geen
weggegooid geld, integendeel.
De heer de Kuiter zegt dat het antwoord van de wethouder van financiën
hem niet heeft kunnen bevredigen. Het zou vervelend worden om alle
punten nog eens te herhalen en dat zou ook langdradig kunnen worden.
De opmerkingen van zijn fractie zijn niet bedacht om zomaar kritiek op
de verordeningen uit te oefenen, maar zijn voortgekomen uit de zorg om
een algemene verordening zo goed mogelijk te maken, teneinde te voorko-
men dat men al proberend tegen moeilijkheden oploopt. Spreker vindt het
een heel normale zaak dat deze verordeningen kritisch worden beschouwd,
zeker ook in verband met het tempo waarin deze verordeningen zijn in-
gediend. Spreker zou het vervelend vinden als deze verordeningen zouden
worden aangenomen of afgewezen zonder dat de naar voren gebrachte
punten, die bepaald zwakheden betekenen of voor tweeërlei uitleg vat-
baar zijn, rustig bekeken zouden zijn. In het bijzonder gaat het hem om
artikel 11, wat betreft de straf op een verkeerde raming. Dat artikel is
z.i. volstrekt overbodig.
In artikel 12 zou met een kleine redactiewijziging aan de verlangens
van zijn fractie tegemoet kunnen worden gekomen.
Inzake de kwestie van de garantie stelt de wethouder, dat dit een zaak
is welke voor elke vereniging afzonderlijk moet worden bekeken. Ons stre-
ven in de vorige vergadering was er juist op gericht een algemene ver-
ordening tot stand te brengen.
Wethouder Corver wil even interumperen. Het gciat hier om een investe-
ringssubsidie waarbij een garantie voor een geldlening niet te pas komt.
De heer de Ruiter meent dat een dergelijke garantie er omvangrijk mee
te maken heeft. Bij andere onderwerpen, zoals bij woningbouw, zitten de
garantieregeling en de subsidieregeling ook aan elkaar vast. Spreker kan
zich niet voorstellen dat de wethouder van financiën niet inziet dat de
garantie in eenzelfde vlak behoort te worden behandeld. Het zijn beide
zaken met financiële consequenties.
Tenslotte is spreker helemaal niet tevreden met het antwoord van de
wethouder inzake de relatie van de omvang der subsidie en de omvang
van de vereniging. Spreker blijft het een vreemde vertoning vinden dat
een club van 200 leden aan een maximum bijdrage van f 25.000,kan
komen terwijl een club met 500 leden ook niet hoger kan komen. De be-
hoefte van de laatste verenigtng zal 2 of 3 maal zo hoog liggen dan van
de eerste vereniging. Dit uitgangspunt vindt spreker een onzuivere stelling-
name. Als dit zich altijd kon afspelen binnen de grenzen f 5000,