1 1 11 55 29 februari 1968 f 25.000,dan zou hij daar vrede mee hebben, maar de kans van over- sehrijding is bijzonder groot en daarom vindt spreker dat een onzuivere redactie voor dit onderwerp. De heer Verkouw is het wat de garantie betreft, met de wethouder van financiën eens dat deze verordeningen de bevoegdheid van de raad om de tijdige betaling van rente en oflossing van geldleningen te garanderen volkomen onverlet moet laten. Het verdient z.i. geen aanbeveling om dat onderwerp in de verordeningen op te nemen. De raad blijft volkomen be- voegd om in elk gevai dat zich voordoet garantie voor een geldlening te verlenen, en spreker neemt aan dat de raad dan een even ruim stand- punt zal innemen als hij in het verleden heeft gedaan. In deze verordenin- gen stelt de raad zichzelf een norm volgens welke hij in de toekomst een bijdrage in de bouwkosten van gebouwen voor sport- en jeugdverenigingen wil verlenen. Dat tast de bevoegdheid van de raad niet aan om in inci- dentele gevallen, als daar aanwijsbare redenen voor zijn, een vereniging ook nog met een extra subsidie te bedenken. Het feit dat in de verordening de bepaling is opgenomen dat de gelden op de gemeentebegroting beschikbaar moeten zijn, is toch niet zo vreemd. Deze bepaling komt meestal in dergelijke verordeningen voor. Professor Simons, bij uitstek bekend in het gemeenterecht en de gemeentefinanciën, stelt heel duidelijk, dat een dergelijke verordening voor een vereniging nog geen recht op een bijdrage schept. Een vereniging kan, als de gemeente met een tekort van 2 ton zit, op grond van deze verordeningen geen bij- drage eisen. In een dergelijk geval kan de raad zeggen: wij stellen deze verordeningen buiten werking; wij zouden graag willen helpen maar op de gemeentebegroting zijn daarvoor geen gelden beschikbaar. Aan de andere naar voren gebrachte punten tilt spreker niet zo zwaar. Hij is het met de heer de Ruiter eens dat het misschien verstandigerwasge- weest om al deze artikelen nog eens rustig te bespreken, maar spreker vindt de opgesomde bezwaren toch niet zo ingrijpend dat daardoor de verordening nog eens op de helling moet. Zoals de heer Willemse al heeft gezegd, heeft de wethouder in de commissie voor de financiën toegezegd, dat het college de verordeningen met beleid zal hanteren. Spreker gelooft dat de raad dat moet accepteren en daarbij niet moet gaan fantaseren dat de uitvoering van de verordeningen heel verkeerd zou kunnen uitvallen. Spreker zou het college dus het volle pond willen geven. Mocht blijken dat het in de praktijk verkeerd loopt, dan is de raad er ook nog. Wat de relatie tussen de omvang der bijdrage en de omvang der vereni- ging betreft, zegt spreker, dat de uitleg dat wanneer een kleine vereni- ging een gebouw sticht van 75.000,en een grote vereniging een gebouw van 200.000,in beide gevallen een maximumbijdrage van f 25.000, geldt, op het eerste gezicht een zekere onrechtvaardigheid inhoudt. Maar dan bestaat nog de mogelijkheid dat een dergelijke vereniging, welke zulke grote activiteiten ontwikkelt, in afwijking van deze verordening op een aparte wijze wordt bedacht. De voorzitter wijst er op dat deze redenering niet juist is. Voor de eerste 10.000,bedraagt de bijdrage 50% vermeerderd met 25% van het ge- deelte dat f 10.000,teboven gaat. De heer Verkouw: ,,Ja, maar met een maximum van f 25.000, De voorzitter: „Met f 75.000,stichtingskosten komt men aan de maxi- mumbijdrage niet toe." De heer Verkouw: „Ik ben niet zo goed in het hoofdrekenen." De voorzitter: „Het is voor het eerst dat u dat toegeeft." De heer Verkouw dacht dat de raad het met deze verordeningen maar moest proberen. Het college zal nog eens rustig moeten nagaan of er aan-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1968 | | pagina 16