29 februari 1968
56
leiding bestaat om, misschien over een aantal maanden, voor bepaalde
artikelen enige aanvulling of verduidelijking voor te stellen. Die mogelijk-
heid is er altijd.
De heer Bomans begrijpt nog steeds niet van welke kant de vraag naar
een investeringssubsidie voor jeugdgebouwen is gekomen. Spreker zal het
anders stellen. Zijn de jeugdhuizen die nu bestaan niet uit eigen middelen
der jeugdbeweging tot stand gekomen
De heer Van der Hulst zegt dat de wethouder niet is ingegaan op het-
geen spreker heeft gevraagd en als bezwaar naar voren heeft gebracht.
Spreker is het helemaal met de wethouder eens, als hij zegt, dat burge-
meester en wethouders hebben gekozen voor het geven van een subsidie tot
een bepaald bedrag per lid per jaar boven het subsidiëren in de exploitatie-
kosten.
De voorzitter wijst er op dat de keuze ging tussen subsidiëring in de
kosten van de gezelligheidsruimte en in die van de kleed- en wasgelegen-
heid. Burgemeester en wethouders vonden de laatste vorm het meest ge-
wenst, maar het had kunnen zijn dat zij de gezelligheidsruimte ook zouden
hebben betrokken bij het vaststellen van de hoogte van het subsidie. Bur-
gemeester en wethouders hebben een andere oplossing gevonden door de
subsidie voor de jeugdleden te verhogen van 2,tot 5,
De heer Willemse: „U praat over raadsstuk 30 terwijl de heer Van der
Hulst raadsstuk 31 bedoelt. De heer Van der Hulst bedoelt de investering
ten opzichte van de bijdrage in de exploitatie. Hij sprak nu over de bijdrage
van 5,per jeugdlid maar dat bedoelt hij niet."
De voorzitter: „Dat zeg ik."
De heer Van der Hulst zegt zelf wel te weten wat hij wil zeggen. De
wethouder heeft gezegd dat burgemeester en wethouders de voorkeur ge-
ven aan het verlenen van een subsidie van 5,per jeugdlid per jaar
boven het steeds moeten controleren van de exploitatieberekeningen van
de verenigingen. Dat heeft de wethouder letterlijk gezegd. Over die vorm
van subsidiëren is de raad het tot nu toe steeds eens geweest. De wet-
houder heeft ook de redenen aangegeven waarom die subsidie dient te wor-
den verhoogd. Sprekers bezwaa.r is, dat burgemeester en wethouders in
raadsstuk 31 een keuze maken tussen subsidiëren in de kosten van stich-
ting van gebouwen en een jaarlijkse subsidie in de exploitatiekosten. Die
keuze moet echter beperkt blijven tussen een subsidie in de exploitatie-
kosten en de jaarlijkse subsidie voor jeugdleden.
De secretaris: „U bedoelt de exploitatiekosten van het gebouw."
De heer Van der Hulst: „Dat zijn exploitatiekosten. Als u spreekt van
een subsidie in de exploitatiekosten dan versta ik daar veel meer onder.
Dat is het gehele budget dat een vereniging per jaar heeft opgemaakt. Dat
is exploitatie."
De vooraitter vreest dan voor een grote verwarring. Burgemeester en
wethouders hebben met opzet de subsidiëring gesplitst door een subsidie
te geven in de bouwkosten van kleed- en wasaccommodatie en door de
subsidie voor jeugdleden te verhogen van 2,tot 5,Met die ver-
hoging van het subsidie erkennen burgemeester en wethouders de waarde
van het werk dat de jeugd- en sportverenigingen verrichten. Ter stimu-
lering daarvan hebben burgemeester en wethouders gemeend deze weg
te moeten kiezen. De investeringssubsidie wordt alleen maar gegeven
als er een gebouw wordt gesticht.
De heer Van der Hulst zegt, misschien al 5 jaar geleden in een be-