39 4e afd. 28 maart 1968 VOOR-ONTWEBP TOT HEBZIENING VAN HET STREEKPLAN ZUID-KENNEMEBLAND. Heemstede, 13 maart 1968. Aan de Raad, Bij schrijven van 30 januari 1968 hebben Gedeputeerde Staten van Noord-Holland verzocht vôôr 1 aprii a.s. te berichten tot welke opmerkin- gen de reeds eerder toegezonden stukken met betrekking tot de herziening van het Streekplan voor Zuid-Kennemerland de daarbij betrokken gemeen- tebesturen aanleiding geven. Afschrift van dit schrijven doen wij u hierbij toekomen. Gedeputeerde Staten blijken het thans aangespannen overleg ingevolge art. 4, lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te zien als een eerste beoordeling van het ontwerp, mede omdat de ontwerp-beschrij- ving van de meest gewenste ontwikkeling in hoofdlijnen thans nog ont- breekt. Het ligt in de bedoeling van Gedeputeerde Staten de onderhavige streekplanherziening opnieuw in hun college aan de orde te stellen, nadat de opmerkingen van de betrokken gemeenteraden en andere instanties zullen zijn ontvangen en nadat omtrent die opmerkingen een advies van de provinciale planologische commissie zal zijn ontvangen. Alsdan zal worden besloten tot een nader ontwerp-herzieningsplan, waar- in Gedeputeerde Staten een keus uit de versehillende alternatieve wegen- oplossingen zullen doen en waarbij ook een officiële ontwerp-beschrijving van de meest gewenste ontwikkeling in hoofdlijnen zal zijn gevoegd. Het ligt in de bedoeling van Gedeputeerde Staten omtrent dat nadere ontwerp-herzieningsplan opnieuw de gemeenteraden en andere instanties te raadplegen, waarbij de gelegenheid zal worden gegeven eventuele op- merkingen ten overstaan van een commissie uit het college van Gedepu- teerde Staten mondeling toe te lichten. Eerst daama zullen Gedeputeerde Staten tot tervisielegging van het ontwerp-Streekplan overgaan en be- staat de gelegenheid officieel bezwaren in te dienen bij provinciale staten. Wij stellen er prijs op te verklaren, dat wij met deze procedure gaarne instemmen. Met het oog op de grote betekenis, welke de herziening van het Streekplan voor de toekomstige ontwikkeling van Zuid-Knnemerland zal hebben, achten wij het van zeer groot belang, dat, alvorens tot vast- stelling van het Streekplan wordt overgegaan, alle gelegenheid tot over- leg, in de betekenis van ,,hoor" en ,,wederhoor" wordt geboden. Dat neemt echter niet weg, dat het ons anderzijds met grote zorg ver- vult, dat deze tijdrovende procedure ingegeven door de behoefte de ter- zake bestaande belangen zo zorgvuldig mogelijk af te wegen een spoe- dige beslissing ten aanzien van een reeds geruime tijd slepende zaak be- lemmert. Voorop stellende, dat de herziening van het Streekplan voor Zuid-Kenne- merland voornamelijk beoogt voor de regio een aanvaardbare oplossing voor het wegenprobleem te bieden, moet toch worden geconstateerd dat de immense verkeersontwikkeling met name ook de ontwikkeling van het recreatieverkeer een langer uitstel van beslissingen terzake nauwelijks gedoogt. Het is dan ook juist in dit verband er aan te herinneren, dat de thans voorliggende herzieningsvoorstellen een gevolg zijn van de des- tijds tegen het Streekplan Zuid-Kennemerland, vastgesteld bij besluit van provinciale staten van Noord-Holland dd. 1 juli 1957, no. III, ingediende bezwaren. Tegen laatstbedoeld plan zijn destijds door de verschillende gemeenten vele bezwaren aangevoerd. In hoofdzaak richtten deze bezwaren zich te- gen de in het plan geprojecteerde wegverbindingen, zowel de noord-zuid, als de oost-west gerichte.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1968 | | pagina 15