39 4e afd. 28 maart 1968 In het bijzonder werd door een aantal gemeenten in de streek bezwaar gemaakt tegen de geprojecteerde weg benoorden Aerdenhout, als onderdeel van de oost-westverbinding naar Zandvoort. Daarbij werd de voorkeur uitgesproken voor de aanleg van een oost-westverbinding ten zuiden van de agglomeratie Haarlem-Heemstede (de z.g. weg De Ranitz). Ook tegen het geprojecteerde tracé van de noord-zuidverbindingtenzuidenvande aan- sluiting met de Westelijke Randweg, welk tracé langs de spoorlijn naar Leiden was geprojecteerd, werd bezwaar gemaakt, onder meer door de N.V. Nederlandse Spoorwegen. Eien en ander heeft er toe geleid, dat de Kroon bij haar besluit van 14 juni 1962 het streekplan wel heeft goedgekeurd, doch met uitzondering van het gedeelte van de noord-zuidverbinding ten zuiden van het viaduct benoorden het station Heemstede-Aerdenhout en met uitzondering van een gedeelte van een in de Glip te Heemstede geprojecteerde bebouwing. Dit laatste teneinde de mogelijkheid van aanleg van een oost-westverbinding ten zuiden van de agglomeratie Haarlem-Heemstede, zoals door een aan- tal gemeenten werd voortgestaan, open te houden. Door de Kroon werd daarbij overwogen, dat de noodzaak van laatstbedoelde verbinding in een niet ver verwijderde toekomst moeilijk kon worden ontkend. Na deze beslissing van de Kroon hebben tussen Gedeputeerde Staten en de betrokken gemeentebesturen uitvoerige gedachtenwisselingen plaats- gehad. Uiteindelijk is naar aanleiding van een en ander door provinciale staten op 26 mei 1964 besloten tot vaststelling van een partiële herziening en gedeeltelijke intrekking van het streekplan, ter gedeeltelijke tegemoetko- ming aan de opvattingen van de Kroon, alsmede tot het vragen van uit- stel van de verplichting tot vaststelling van een herziening voor het door de Kroon buiten de goedkeuring gelaten gedeelte van het streekplan met betrekking tot het eerdergenoemde gedeelte van de noord-zuidverbinding. Tevens werd besloten om bij het bezien van de nieuwe noord-zuidverbinding eveneens aandacht te schenken aan de overweging van de Kroon terzake van het totstandkomen van een oost-westverbinding buiten de agglomera- tie Haarlem-Heemstede. Het behoeft nauwelijks betoog, dat na deze tijdrovende voorgeschiedenis het ons heeft teleurgesteld dat Gedeputeerde Staten van Noord-Holland ook thans nog geen standpimt hebben kunnen bepalen met betrekking tot de noodzakelijke verbindingen in de streek. Zoals u uit de stukken zal zijn gebleken is in feite een aantal alternatieve oplossingen ter keuze voor- gelegd. Dit betreurenswaardige tijdverlies dwingt tot het betrachten van de grootste spoed bij de verdere procedure. De kring planologie van het Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Kennemerland heeft zich mede daartoe reeds op 14 juni 1967 tot Gedepu- teerde Staten van Noord-Holland gewend met het verzoek door middel van een informele gedachtenwisseling de mogelijkheid van een versnelde besluitvorming te onderzoeken. Op 9 oktober 1967 heeft dit gesprek plaats gevonden met de commissie voor streekplannen uit het eollege van Gede- puteerde Staten. Daarbij is door de leden van de kring planologie van het Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Kennemerland sterk gepleit voor aanvaarding van het principe van het rondwegenstelsel voor de agglome- ratie zonder daarmee overigens het definitieve beloop in details te onderschrijven zoals dit op de bij de stukken gevoegde grote voor ont- werp-streekplankaart voorkomt. (Westelijke Randweg, weg bezuiden de agglomeratie, Oostelijke Randweg). De kring heeft zich voorts uitdrukkelijk tegenstander verklaart van de weg benoorden Aerdenhout, zoals deze voorkomt als alternatieve wegen- oplossing in schema C. In grote lijnen betekent dit dat de kring planologie zich derhalve voor-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1968 | | pagina 16