25 april 1968
120
loos voorschot achten wij dat bezwaar zo ernstig dat wij ook om deze
reden het inwilligen van het verzoek niet verantwoord achten".
Deze twee motiveringen van het college waren voor sprekers fractie aan-
leiding om het volgende voor te stellen:
Als de heer Hoogeveen van mening is dat het theater met een subsidie
van 60.000,wel kan voortbestaan, laat hij dat dan bewijzen, en zich
verplichten de exploitatie gedurende bijv. een periode van vijf jaar voort
te zetten. Om deze verplichting te kunnen afdwingen, stelde zijn fractie
voor, de te verlenen subsidie hypothecair te verbinden, waardoor tevens
de volledige beschikkingsbevoegdheid over de eigendom in hoge mate
wordt ingeperkt. Uiteraard betekende dit tevens dat, als de heer Hooge-
veen zijn verplichting tot exploitatie was nagekomen over de overeen-
gekomen periode, hem kwijting van de schuld zou worden veileend.
Na deze inleiding zal men begrijpen dat het voorstel van burgemeester
en wethouders voor sprekers fractie als een grote teleurstelling kwam.
Zeiden burgemeester en wethouders in hun vorige voorstel nog dat het
niet reëel was te veronderstellen dat het theater met een subsidie van
f 60.000,lonend kan worden geexploiteerd, thans nemen zij als uit-
gangspunt dat dit binnen 3 jaar met een subsidie van f 30.000,wéi moet
kunnen.
Spreker zal verder het voorstel van burgemeester en wethouders op de
voet volgen.
Het theater ontvangt jaarlijks een subsidie van f 30.000,fonds
perdu, ingaande 1 juli 1968. Spreker gaat daarmee akkoord.
Het theater ontvangt bovendien, ingaande 1 juli 1968, jaarlijks een sub-
sidie van f 30.000,in de vorm van een geldlening onder verband van
tweede hypotheek. Over deze hypothecaire geidleningen is geen rente
en aflossing verschuldigd gedurende deze drie jaren.
Spreker vestigt er de aandacht op, dat het in zijn gedachtengang ook
vo°r de gemeente veel gunstiger is om de periode van drie jaar uit te
breiden tot vijf jaar, omdat daardoor het voortbestaan van het theater
°ver een langere termijn is verzekerd. Bovendien is ook uit banktechnisch
oogpunt een periode van vijf jaar veel gunstiger, omdat daarmede het
aantrekken van een bankkrediet voor het opknappen van het theater een-
voudiger zou zijn. Spreker wil daar nog aan toevoegen dat de argumen-
tatie van burgemeester en wethouders, dat de kredietverstrekker dit zon-
dei enige risico kan doen omdat de opbrengst van het theater bij executie
toch wel voldoende zal zijn, volkomen in strijd is met het goede gedrag
dat van een bankier wordt geeist. Deze zal nimmer een krediet verstrek-
ken het is een krediethypotheek, hetgeen betekent dat het een normaal
bankkrediet is dat alleen hypothecair verbonden is, en daar worden dus
alle normale banktechnische normen bij in acht genomen als hij een
vergroting van de exploitatieiast met b.v. f 20.000,niet verantwoord
acht en hij zal dat ook met een krediethypotheek niet doen. Spreker dacht
ook dat het goed fatsoen van het bankwezen vroeg om iemand niet node-
loos in moeilijkheden te helpen. Op die grond zou spreker sterk willen
pleiten voor subsidiëring gedurende een periode van 5 jaren.
Dan volgen in het voorstel de voorwaarden a t/m e, waarmee sprekers
fractie in het algemeen kan instemmen.
Âlleen het gestelde onder a zou zij als volgt willen wijzigen. Daarin
wordt n.l bepaald dat ,,bij overlijden van de huidige eigenaar van het the-
ater, de subsidie moet worden terugbetaald tenzij de erven de exploi-
tatie op gelijke wijze voortzetten." Sprekers fractie zou daaraan willen
toevoegen: „en voor zover de terugbetaling van de subsidie mogeliik is
uit de opbrengst yan het theater bij verkoop". Het zou immers in hoge
mate onredelijk zijn, in het geval dat de opbrengst van het theater on-
voldoende îs om de eerste en tweede hypotheek terug te betalen de erven
en m het bijzonder de weduwe, met een enorme schuld op te schepen'