25 april 1968
136
worden voortgezet, zal de gemeente de heer Hoogeveen kwijting verlenen
voor de aangegane schuld.
„Indien blijkt dat de exploitatierekening van het theater na 1 juli 1971,
rekening houdend met normale afsehrijvingen en een redelijk ondernemers-
loon een overschot vertoont, dan zal het exploitatieoverschot aan de ge-
meente worden gerestitueerd tot een maximum van 90.000,
Het voorstel wordt verworpen met 7-13 stemmen.
Vöôr het voorstel stemden mevr. Gaasterland en mevr. Cohen en de heren
Enschedé, de Ruiter, Bomans, Verkouw en Van der Hulst.
De voorzitter stelt thans aan de orde het voorstel van burgemeester en
wethouders geamendeerd door de heer Willemse, luidende:
Op blz. 1 wordt a gelezen: „Bij overlijden van de huidige eigenaar van
het theater, tenzij de erven de exploitatie op gelijke wijze voortzetten. Voor
zover de alsdan bestaande schuld niet verhaalbaar is op het theater, wordt
de resterende schuld kwijtgescholden." De toevoeging beoogt speciaal om
de weduwe te beschermen, zodat zij niet uit haar privé vermogen zou
moeten bijbetalen.
De heer Rücker: „Maar wie gaat dan verkopen? Gaan de erven ver-
kopen?"
De secretaris: „Wie het theater verkoopt staat los van deze zaak."
De heer Riicker: „Dus de wijze van liquidatie blijft in het midden. De
erven hebben dus de mogelijkheid om het theater te verkopen op de wijze
die hun goeddunkt."
Wethouder Corver: „Vindt u dat tever gaan?"
De heer Riicker: „Dat vind ik niet volledig."
De voorzitter: „De hypotheek blijft bestaan."
w De heer Rücker: „De wijze van liquidatie is vaak mede bepalend voor de
opbrengst. Men kan iets zonder meer in het openbaar verkopen tegen de
hoogst geboden prijs, maar men kan ook bij een onderhandse verkoop
trachten tot een betere opbrengst te komen."
De secretaris: „Die is alleen maar voor de eigenaar. Het is natuurlijk
voor de erven zaak tegen een zo hoog mogelijke prijs te verkopen, want
eerst moeten zij de hypotheek aflossen."
De heer Riicker: ,,Dat is maar betrekkelijk, want als de opbrengst niet
voldoende is om de hypothecaire schuldplichtigheid aan de gemeente te
voldoen, dan komt het tekort ten laste van de gemeente omdat men het
niet uit de opbrengst te verhalen bedrag bij voorbaat kwijtscheldt."
Wethouder Corver gelooft dat dat theoretisch is. Het gaat om 90.000,—
en de heer Hoogeveen heeft het theater indertijd aangeboden voor een half
miljoen.
De voorzitter: „De eerste hypotheek is 130.000,
Wethouder van Wijk: „Het moet 220.000,— opbrengen."
De secretaris zegt, dat voorgesteld wordt punt e als volgt te lezen:
„Indien het theater door brand of een andere verzekerbare calamiteit
verloren gaat zal niet tot herbouw worden overgegaan". Verder de vol-
gende alinea te lezen: „De geldleningen moeten eveneens worden terug-
betaald indien na verloop van drie jaren het bestaansrecht van het theater
niet overeenkomstig het omschrevene is aangetoond en dientengevolge de
eigenaar binnen 3 jaar na verloop van de eerste periode van 3 jaar het
theater een andere bestemming geeft, het theater verkoopt, verhuurt of
wegschenkt."