Artikel 17.
1.
2.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van
het bepaalde in de artikelen 12, 13, 14 en 15.
Vrijstelling kan worden verleend voor onbepaalde tijd behoudens we-
deropzegging of voor bepaalde tijd.
Vrijstelling als bedoeld in het eerste lid, mag alleen en moet worden
geweigerd indien het voorgenomen andere gebruik van duurzame aard
zal zijn en gelet op de ligging van de betrokken grond, c.q. het be-
trokken gebouw het gebruik van gronden of gebouwen in de omge-
ving in emstige mate kan worden gestoord, zonder dat door het stellen
van voorwaarden of op andere wijze zodanige stoornis zal zijn te voor-
komen.
Artikel 18.
Gronden en opstallen die bij het van kracht worden van het plan in ge-
bruik zijn voor andere doeleinden dan waarvoor zij blijkens de bestemming
ingevolge het plan mogen worden gebruikt, mogen voor die doeleinden in
gebruik blijven, behoudens onteigening overeenkomstig de wet.
Artikel 19.
1. Het is verboden het in artikel 18 bedoelde gebruik van onbebouwde
gronden zodanig te veranderen, dat die gronden minder geschikt worden
voor realisering van de doeleinden waarvoor die gronden blijkens hun
bestemming mogen worden gebruikt. Gebruik van grond als stort-
plaats of als opslagterrein wordt te dezen aangemerkt als gebruik
waardoor de grond minder geschikt wordt voor de verwerkelijking van
de daaraan bij het plan gegeven bestemming.
2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd al dan niet onder door hen
te stellen voorwaarden van het bepaalde in het eerste lid vrijstel-
ling te verlenen. Vrijstelling kan worden verleend voor onbepaalde tijd
behoudens wederopzegging of voor bepaalde tijd.
3. Vrijstelling mag alleen en moet worden geweigerd indien gelet op de
aard van het voorgenomen gebruik en de ligging van de grond hetzij
de mogelijkheid tot realisering van het plan of van een aangrenzend be-
stemmingsplan, hetzij het gebruik van gronden en gebouwen in de om-
geving in ernstige mate zou worden gestoord en niet door het stellen
van voorwaarden of anderszins in middelen tot opheffing van die stoor-
nis kan worden voorzien.
Artikel 20.
1. Het is verboden het in artikel 18 bedoelde gebruik van bestaande ge-
bouwen te veranderen ter realisering van doeleinden die met de bestem-
ming van de grond niet te verenigen zijn.
2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd al dan niet onder door hen
te stellen voorwaarden van het bepaalde in het eerste lid vrijstelling
te verlenen. Vrijstelling kan worden verleend voor onbepaalde tijd be-
houdens wederopzegging of voor bepaalde tijd.
3. Vrijstelling mag alleen en moet worden geweigerd indien gelet op de
aard van het voorgenomen gebruik en de ligging van het betrokken
gebouw hetzij de mogelijkheid tot realisering van het plan of van een
aangrenzend bestemmingsplan, hetzij het gebruik van gronden en ge-
bouwen in de omgeving in emstige mate zou worden gestoord en niet
door het stellen van voorwaarden of anderszins in middelen tot ophef-
fing van die stoornis kan worden voorzien.