TOELICHTING BIJ HET BESTEMMINGSPLAN VOOR DE
SCHOUYVBROEKERPOLDER
Voor de struktuur en de daarmede verband houdende hoofdvorm van
het bestemmlngsplan voor de Schouwbroekerpolder zljn de volgende facto-
ren van belang geweest.
1. Een verbindingsweg over het Spaarne vanuit het op grondgebied van de
gemeente Haarlem in aanbouw zijnde stadsdeel Schalkwijk.
2. De voorgenomen bouw van een Diakonessenhuis.
Het bestuur van dit ziekenhuis heeft verzocht de voorgenomen nieuw-
bouw ter vervanging van het bestaande ziekenhuis in Haarlem in
Heemstede te mogen realiseren, omdat in genoemde stad geen geschikt
terrein beschikbaar was. Het terrein in de Schouwbroekerpolder is ge-
kozen omdat het zeer gunstig is gelegen in het verzorgingsgebied van
het ziekenhuis. Ook stedebouwkundig is dit het meest aangewezen
terrein.
De sub 1 genoemde weg dient een goede aansluiting te geven op het
wegenschema van de gemeente Heemstede en is derhalve in hoofdzaak ge-
richt op de Cesar Francklaan, terwijl aftakkingen van de ontworpen ver-
keersader zijn gemaakt in zuidwestelijke en noordoostelijke richting resp.
aansluiting gevend op de Johan Wagenaarlaan en H. W. Mesdaglaan.
Dit wegenbeloop deelt de Schouwbroekerpolder in een viertal grote vak-
ken in, waarvan het meest zuidelijk gelegen vak qua bestemming in tweeën
is onderverdeeld.
Van de aldus gevormde vijf vakken is de bestemming op twee verschil-
lende manieren geregeld, n.l. een globale bestemming voor woondoeieinden
en een gedetailleerde bestemming voor bijzondere bebouwing en een quick-
service-bedrijf.
De bestemming voor bijzondere doeleinden betreft de aanwijzing van
gronden voor een te bouwen diakonessenhuis en een daarbij behorend tehuis
voor huisvesting van een deel van het verplegend personeel.
De globale bestemming betreft een drietal gebieden voor woondoeleinden.
Hoewel de soort van woonbebouwing duidelijk is bepaald, is een ge-
detailieerd bestemmingsplan voor deze gebieden momenteel niet opportuun.
Voor dit deel van het bestemmingsplan steunt de juridische opzet op de
delegatie-gedachte, neergelegd in artikel 11 lid 1 van de Wet op de Ruimte-
lijke Ordening.
In artikel 5 van de planvoorschriften betreffende de uitwerking van het
plan is dit nader geregeld. Hiermede verbandhoudende is de uitvoering van
bouwplannen middels artikel 6 in beginsel opgeschort, tot na het tijdstip
waarop de uitgewerkte plannen van Burgemeester en Wethouders rechts-
kracht hebben verkregen.
Van het aldus tijdelijke bouwverbod kan mits met medewerking van
Gedeputeerde Staten vrijstelling worden verleend ingevolge het bepaalde
in artikel 6 lid 3.
Hoofdstuk II van de voorschriften regelt het gebruik van gronden en
gebouwen in verband met de op de kaart aangegeven bestemmingen.
Daarbij is onderscheid gemaakt tussen specifieke bouwbestemmingen,
zowel globaal als gedetailleerd (par. 1) en bestemmingen ten behoeve van
ander gebruik (par. 2). Deze laatste groep bestemmingen betreft grond-
gebruik waarbij bebouwing priori is uitgesloten of waarbij de eventuele
bebouwing niet primair is doch meer van bijkomstige aard. In artikel 18
van par. 3 is het gebruik geregeld van gronden en opstallen nadat t.z.t. de
uitgewerkte plannen voor de gebieden bestemd voor woondoeleinden zijn
gerealiseerd.
Een dergelijke regeling blijkt prematuur, doch steunt mede op de ge-
dachte, dat de wetgever waarschijnlijk niet bedoeld heeft, ook de vaststel-
ling van gebruikregels welker naleving uitsluitend door strafsanctie en