!58 30 mei 1968
zin. De wijze waarop tegenwoordig deze gebouwen gesticht worden de
vorm, de kleur, de architectuur vaak er zijn heel mooie in den lände
beiioeft helemaal niet ontsierend te zijn voor de omgeving. Mien kan
zeggen. ,,een benzinestation hoort daar niet", maar dan moet spreker aitijd
weer direct zeggen: „waar dan wel". Dan zegt men: „waar zij nu al staan"
maar dan zegt spreker: „daar wonen ook mensen; die hebben al de last die
men hier vreest. De situatie is daar al zoals men hier niet wil en de 600
bewoners van de Schouwbroekerpolder gaan dan natuurlijk ook naar de
benzmestations in de woonwijken". Hier zit ook iets in van: „nou ja, bij mij
maar liever niet; waar de ellende al is moet zij dan nog maar groter wor-
den". Dat zijn dingen die spreker soms wel eens een heel klein beetje prik-
kelen hoewel men daar altijd voor moet oppassen omdat het een debat
nooit beter maakt, want naarmate de hoofden heter worden worden de har-
ten kouder. Dat moet hier voorkomen worden.
Zoals nu wordt voorgesteld zullen 260 eengezinswoningen en 200 flat-
woningen worden gebouwd, waarbij maximaal 20 van de zuidoost-hoek
zal worden bebouwd. De bebouwing ligt tussen 10 en 20%. Er blijft dus
van het terrein nog een heel stuk onbebouwd. Ten aanzien van de situering
van de flatgebouwen zijn al eens plannen gemaakt. Wanneer tot nadere
detaillermg van de bebouwing wordt overgegaan zal, in overleg met de
stedebouwkundige, met de commissie nieuwe woonvormen en met de com-
missie door spreker genoemd, en ook door het maken van een maquette
getracht worden de juiste oplossing te vinden. Spreker meent dat bii een
bebouwmg van 10-20 van een paar hectare, een goede oplossing moet
kunnen worden gevonden, zodat licht en ruimte voldoende aanwezig blijft.
Het zal zonder twijfel ook wei weer ten dele een offer zijn, maar het colleg'e
meent dat dit offer niet te groot is.
De heer Verkouw heeft gevraagd nög eens een bespreking met de be-
zwaarden te beleggen, teneinde alsnog te trachten hun bezwaren weg te
nemen, opdat zij van het instellen van beroep zullen afzien. Spreker heeft
daar met het minste bezwaar tegen. Ook deze dingen moet men leren- men
moet haast leren een soort van engelengeduld op te brengen en weUicht
spreker lets m die richting te berde kan brengen. Als spreker nu al zou
zeggen dat hij van een tweede bespreking geen verwachtingen heeft dan
zou hij zijn eigen positie ondergraven. Spreker wil heel open met dé be-
zwaarden spreken, hetzij hier of op een andere plaats, in tegenwoordigheid
van de commissie voor de volkshuisvesting, teneinde te voorkomen dat
beroep wordt mgesteld. Dat beroep kan zich slechts beperken tot de bouw
van het ziekenhuis. Laat men nu niet zeggen dat het bezwaarschrift ook
tegen de flatbouw was gericht, want in dat opzicht moet de rechtspraak wel
een beetje formeel zijn.
Voor het geprojecteerde service-station is mogelijk wel een oplossing te
vmden. Spreker hoopt dat de reclamanten nu eens sociaal denken en dit
offer aanvaarden. Laten zij het waarderen dat zij zolang een ruim uitzicht
hebben gehad. Spreker doet een beroep op de reclamanten om in deze
dingen nu eens groot te zijn en niet in beroep te gaan.
Tegen de aanleg van trapveldjes heeft spreker geen bezwaar. Trapveld-
jes^horen daar inderdaad en tussen de flats zai daar zeker wel ruimte voor
oc?e heer WiUemse heeft er terecht op gewezen dat in een gemeenschap wel
eens offers moeten worden gebracht. Hij heeft ook gewezen op de tien-
duizenden die met het ziekenhuis te maken zullen hebben, zoals de zieken
nLw wee6 m f6 h6Z0ekerS- Hij heeft °°k gezegä dat het streekplan de
met brug nu eenmaal aangeeft en dat de aanleg daarvan
feheel. haiten de Heemsteedse plannen om gaat. Spreker vindt het nood-
zakelijk dat wanneer gemeenten aan elkaar grenzen, zij goede verbindingen
™et eIkaar bebben. Men kan nu eenmaal niet zeggen: „liever geen ongefuk
p de Cesar Francklaan, maar bij de Rustenburgerlaan". Daar komt het