74a
4e afd.
27 juni 1968
VOORLOPIGE VASTSTELLING BEDRAGEN UITGAVEN VOOR
OPENBAAR LAGER ONDERWIJS OVER 1967 EN OVER HET
TIJDVAK 1963 T/M 1967.
De Raad der gemeente Heemstede;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders dd. 19 juni 1968;
overwegende dat ten behoeve van het openbaar onderwijs in 1967 de
volgende uitgaven zijn gedaan:
gewoon l.o. u.l.o.
Instandhouding schoolgebouwen 21.921,16 8.750,59
onderhoud schoolmeubelen 2.159,46 1.190,56
aanschaffen en onderhouden van schoolboeken,
leermiddelen en schoolbehoeften 12.986,70 6.142,88
verlichting, verwarming en schoonhouden 41.950,78 25.377,23
schoolbibliotheken 576,92 693,35
andere uitgaven ter verzekering van de goede gang
van het onderwijs 5.054,85 3.449,44
onderwijs in machineschrijven en stenografie 4.100,87
84 649,87 /49.704,92
Af
meerkosten verhuur lokalen en andere inkomsten 8.464,06 1.058,91
Blijft 76.185,81 48.646,01
dat het gemiddelde aantal ieerlingen voor het openbaar gewoon en uit-
gebreid lager onderwijs over 1967 moet worden gesteld op respectievelijk
619 en 227%
dat wegens administratiekosten een bedrag van 3,per leerling dient
te worden aangenomen en derhaive voor het gewoon lager onderwijs 619 x
3,1.857,en voor het uitgebreid lager onderwijs 227% x 3,
682,
dat het voor 1967 beschikbaar gestelde bedrag per leerling bij raadsbe-
sluit van 26 januari 1967, no. 1, is bepaald op 101,93 voor het gewoon en
op 181,08 voor het uitgebreid lager onderwijs;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders dd. 19 juni j.l.:
BESLUIT:
a. het bedrag, dat de gemeente over het jaar 1967 werkelijk heeft uitge-
geven voor de kosten, bedoeld in artikel 55 bis der Lager-onderwijswet
1920, voorlopig vast te stellen op 76.185,81 1.857,— 78.042,81
voor het gewoon iager onderwijs en op 48.646,01 682,
49.328,01 voor het uitgebreid lager onderwijs;
b. het bedrag, dat overeenkomstig het krachtens artikel 55 bis der wet
per leerling vastgesteld bedrag in verband met het gemiddeld aantai
leerlingen der schoien over 1967 beschikbaar is gesteld voor de sub a
bedoelde uitgaven voorlopig vast te stellen op 619 x 101,93
63.094,67 voor het gewoon lager onderwijs en op 227% x 181,08
41.165,52 voor het uitgebreid lager onderwijs;
c. het verschil tussen de in sub a en b genoemde bedragen voorlopig vast
te stellen als volgt: