182
27 juni 1968
toen men om meer concreetheid vroeg, is gezegd dat de bewoner niet weg
ging, zonder dat daarbij de reden is vermeld waarom hij niet weg ging.
Burgemeester en wethouders weten er althans niet van dat de onderhande-
iingen zouden zijn afgesprongen omdat de heer Van Vessum dit huis toch
niet zou hebben gekregen. Spreker wil wel eerlijk zeggen dat burgemeester
en wethouders er wel eens huiverig voor zijn een woning toe te wijzen als
grote koopbedragen moeten worden betaald voor achterblijvend meubilair.
Het is meermalen voorgekomen dat 7 of 8 duizend gulden werd gevraagd
v°or wat oude matten en nog wat. Of dat hier ook het geval was spreker
maakt deze opmerking meer in het algemeen weet spreker niet.
De tweede opmerking van de heer Van der Hulst betrof het perceel Vijf-
herenstraat 26. Dat is, formeel gezien, toegewezen aan 2 gezinnen. Het be-
trof een vader en een inwonende dochter met een kind. Spreker denkt dat
ze in het huishouden veelal wel samen zuilen optrekken, maar het huis
werd gevraagd voor 2 gezinnen. De eigenaar van het huis'waarin deze ge-
zinnen woonden, wilde, nadat de gebruikelijke 6 maanden na een vonnis van
de. kantonrechter tot ontruiming van de woning waren verstreken, tot ont-
ruiming overgaan en dus moesten maatregelen worden getroffen om te
voorkomen dat de bewoners op straat zouden komen te staan. Toen is per-
ceel Vijfherenstraat 26 aan deze 2 gezinnen zo is het voorgesteld en zo
was het wellicht ook wel toegewezen, uiteraard na advies van de daartoe
aangewezen commissie.
Op de vraag van de heer Bomans om het huisvestingsbeleid nader onder
de loupe te nemen, wil spreker, naar aanleiding van een ingekomen stuk,
niet diep ingaan. Daarvoor zal zich wel eens een andere gelegenheid voor-
doen, maar spreker wil toch ook niet zonder meer zeggen dat het onderwerp
buiten de orde is. De heer Bomans vraagt een ruimere toewijzingspolitiek
er daarbij op wijzende dat sommige mensen geen inwoning willen geven
omdat de huisvesting er zich dan mee gaat bemoeien. Als deze mensen nu
eens begonnen met Heemsteedse woningzoekenden in hun onderbezette hui-
zen toe te laten! Dat hoeft toch helemaal geen bezwaar te zijn. Spreker kan
zich voorstellen dat men b.v. de voorkeur geeft aan een kennis uit Amsterdam
Zouden burgemeester en wethouders daarvoor vergunning geven dan wordt
er direct gezegd: ,,in dat huis is wel iemand uit Amsterdam, die zijn werk
m Amsterdam heeft, toegelaten en ik mag in Heemstede geen huis kopen
omdat îk met m Heemstede werk." Men moet altijd erg voorzichtig zijn
met het toelaten van uitzonderingen want die komen als een sneeuwbal
terug en de mensen hebben gelijk als zij op die uitzonderingsgeval-
len wijzen. AIs de heer Bomans mensen kent met onderbezette huizen, laat
hrj dan vragen of zij alsjeblieft Heemsteedse woningzoekenden willen toe-
laten; dan doet hij een goed werk. Als de voorraad Heemsteedse woning-
zoekenden îs uitgeput zijn burgemeester en wethouders zeer zeker bereid
ook met-Heemstedenaren in onderbezette huizen als ze er dan nog ziin
toe te laten. J
De heer Bomans: ,,Geeft dat geen verplichtingen
!u°rZ,itter antwoordt dat dit geen verplichtingen geeft. Burgemeester
en wethouders vorderen zelden of nooit woonruimte. Het is naar sprekers
geyoelen een sprookje dat iemand denkt: „als ik eenmaal inwoning heb
toegestaan dat zit îk er voorgoed aan vast". Als iemand voor inwoning in
het algemeen met voelt, maar wel een bepaald gezin uit de gemeente wil
helpen, maar toch vraagt: „kunnen burgemeester en wethouders mij ga-
randeren dat als die mwoning niet harmonieert, en ik vind andere woon-
ruimte voor deze mensen, dat daaraan medewerking- wordt verleend en ik
geen an(\ere mwoning behoef te nemen" dan kan het college dat rustig toe-
^ensen n00it inwoning hebben gehad of hun woning niet ge-
schikt hebben gemaakt voor dubbelbewoning, kunnen wel ongeveer de ga-
rantie krijgen dat, als zij inwoning toestaan en het bevalt niet, en zij dan