25 juli 1968
209
het niet voor 100% zeker is dat na 3 jaar de geldleningen moeten worden
terugbetaald. Juist in die periode van 3 jaar zal blijken of het geuite op-
timisme gerechtvaardigd was en daarvan zal afhangen of terugbetaling
zal worden gevorderd. Een verbetering in de exploitatie van het Minerva-
theater behoeft volgens spreker nog niet eens alleen op het financiële
vlak te liggen, maar kan ook bestaan in de vorm van een veel groter
bezoek.
De heer De Ruiter heeft gezegd: ,,de burger vraagt er om". Dat is
voor spreker nog maar de vraag. Nu blijkt, dat 80% van de dagen dat
er iets in het Minervatheater te doen is, de zaal leeg is. Natuurlijk is het
prettig wanneer er een zaal in de gemeente is waar bepaalde evenemen-
ten kunnen plaats vinden, maar daarbij moet de bijdrage van de gemeen-
te tot een bepaalde hoogte beperkt blijven. Spreker meent dat al eens is
uitgerekend dat de culturele avonden, waarbij het ,,culturele" dan nog
vrij ruim genomen werd, welke in het Minervatheater worden gegeven,
aan de gemeente 500,per avond kosten. Volgens het nieuwe voorstel
zal dat misschien 700,zijn en dat vindt spreker veel te veel. Een be-
drag van 500,is naar de mening van sprekers fractie, meer dan vol-
doende.
In de discussie is bijna niet in het geding geweest dat de gemeente bij
diverse deskundige instanties advies heeft gevraagd over de exploitatie-
mogelijkheden van het Minerva-theater. Deze adviezen waren negatief.
Dit vormt toch een aanwijzing dat de zaak niet zo eenvoudig ligt als men
veronderstelt. Spreker vindt het jammer dat de heer Hoogeveen niet ingaat
op het besluit van de raad van 25 april, omdat er z.i. met dat voorstel
meer mogelijkheden aanwezig zijn dan met het voorstel wat nu ter tafel
ligt. Spreker ziet geen elementen om het voorstel van 25 april te vervan-
gen door het nu ingediende voorstel.
De heer Van Ark is het vrijwel geheel eens met hetgeen de heer Wil-
iemse heeft gezegd. De heer De Ruiter heeft gezegd: „Wij zijn met dit
voorstel aan het eind van onze fantasie". Spreker was de vorige keer al
aan het einde van zijn fantasie. Maar het gaat niet om fantasie van de
gemeente en niet om de fantasie van de raad, het gaat om de fantasie van
de heer Hoogeveen. Spreker gelooft dat de fantasie van de heer Hooge-
veen om een theater te leiden tekort schiet. Uit de brief van de heer
Hoogeveen van 25 juli blijkt duidelijk dat hij niet bereid is om risico te
nemen. Spreker gelooft dat de heer Hoogeveen geen risico wil nemen
omdat hij er zelf geen vertrouwen in heeft dat hij in staat is in 3 jaar
het Minervatheater rendabel te maken. Dat is de grote pessimistische
inslag van de heer Hoogeveen en daar kan de raad niets aan doen. De raad
kan nu wel door een nieuw voorstel aan de heer Hoogeveen te doen pro-
beren te bereiken dat hij het wel doet, maar dat lukt ook niet. Spreker
gelooft niet dat gebrek aan communicatie tussen de heer Hoogeveen en
het gemeentebestuur hem heeft doen besluiten tot het afwijzen van het
voorstel, maar dat het ligt in gebrek aan vertrouwen in eigen kunnen en
in vertrouwen in het gemeentebestuur. Want in zijn afwijzing schrijft hij,
dat hij over 3 jaar de extra subsidie terug moet betalen welke verplichting
mede afhankelijk wordt gesteld van het dan zittende college van burge-
meester en wethouders. Dat is juist het typische kenmerk van deze zaak.
Nu heeft de heer Hoogeveen de deur helaas dichtgegooid. Hij had de deur
moeten openhouden en hij had moeten zeggen, dat hij het zou proberen.
Dan zou t.z.t. gebleken zijn wat het resultaat was. Spreker gelooft niet
dat de raad aan het nieuwe voorstel, dat pertinent minder mogelijkheden
biedt, moet beginnen.
De heer De Ruiter heeft verder gezegd: „De raad moet op dit moment
beslissen of het Minervatheater zal blijven bestaan". Spreker dacht dat
de raad dat op 25 april al had beslist. De heer Hoogeveen weigert op dat