26 september 1968
247
met betrekking- tot de commissies". Bij het ontwerp is gebruik gemaakt
van zowel de voorstellen van de commissie de Quaij, als van adviezen
van provinciale besturen en rapporten van de commissie Oud en de com-
missie Van den Berg. De toelichting op het wetsontwerp citeert met in-
stemming datgene wat de commissie de Quaij als haar uitgangspunt had
beschouwd n.l., het verkleinen van de afstand tussen bestuur en bestuur-
den. Sprekers fractie is van mening dat het goed is om hen die met
betrekking tot dit punt op hol zouden willen slaan, de wind uit de zeilen
te nemen door een burger, geen raadslid zijnde, tot voorzitter van deze
commissie te benoemen. In Heemstede wonen zeker een aantal respec-
tabele figuren die voorzitter van deze commissie zullen willen zijn. Het is
een belangrijke commissie. De leden moeten kunnen verstaan wat zij le-
zen, kunnen oordelen en kunnen beslissen. Er is opgemerkt, dat de raad
zich een brevet van onbekwaamheid geeft als de burgerij in deze commis-
sie wordt gehaald. Spreker dacht dat dat niet zo is; het zou ook wel een
zekere bescheidenheid van de raad kunnen zijn om de burgerij een kans te
geven. De raad moet ook niet te benauwd zijn om een deel van zijn be-
voegdheid uit handen te geven door het binnenhalen van dit lid uit de bur-
gerij. Spreker herinnert aan de macht welke de raad uit handen heeft
gegeven door het in het leven roepen van stichtingen, zoals de
Heemsteedse Sportstichting. Hij denkt aan het toetreden tot ge-
meenschappelijke regelingen waarbij de raad wederom een heel groot
deel van zijn macht uit handen geeft. Dit alles functioneert in de praktijk
toch heel gunstig. Als het niet zo is heeft de raad altijd de bevoegdheid
daarop terug te komen. Nogmaals, sprekers fractie is erg geporteerd voor
de gedachte die spreker heeft uitgesproken. Tot zijn spijt, zo is het nu
eenmaal in het politieke leven, heeft hij daarvoor in de commissie voor
de strafverordeningen geen bijval gevonden. Spreker heeft nog enige hoop,
de prot. chr. fractie was in de vergadering niet vertegenwoordigd, dat
misschien van die zijde steun wordt gegeven of dat anderen intussen be-
keerd zijn, want ook deze dingen zijn mogelijk.
De heer Van Ark is het alleen met de heer Verkouw eens voor zo-
ver deze dank heeft gebracht aan het college voor het instellen van deze
commissie. Met de rest van diens betoog is spreker het niet eens. In de
eerste plaats niet omdat de raadsleden als zodanig al vertegenwoordigers
van de burgerij zijn. Spreker ziet dan ook helemaal niet de noodzaak
om in deze commissie een niet-raadslid te benoemen. Bovendien is in de
verordening opgenomen, dat de voorzitter de bevoegdheid heeft uit
eigen beweging of op verlangen van de commissie, het advies van deskun-
digen in te winnen. Deze mogelijkheid is erg belangrijk. Het is veel be-
langrijker dan dat een burger-niet lid van de raad in de commissie zit-
ting heeft omdat nu deskundigen kunnen worden aangetrokken die voor
het onderwerp van het beroep ook werkelijk deskundig zijn. Sprekers
fractie heeft geen behoefte om wijziging te brengen in de door burge-
meester en wethouders voorgestelde redactie.
De heer Willemse zegt dat ook zijn fractie niet veel voelt voor de idee
van de heer Verkouw. Eén van de argumenten heeft de heer Van Ark al
genoemd, n.l. dat de raadsleden de burgerij vertegenwoordigen. Practisch
zal het altijd een moeilijke zaak zijn wanneer de gehele raad een beroep
moet behandelen. Juist het instellen van deze commissie beoogt in een
kleinere groep de discussie veel effectiever te doen verlopen. Vandaar
dat zijn fractie niet veel voelt voor de idee welke door de heer Verkouw
is gelanceerd.
De heer Enschedé zegt dat de heer Verkouw hem aan het denken
heeft gezet. Vanaf het eerste moment dat spreker iets over dit plan
hoorde, heeft spreker het niet goed begrepen. Toen was hij het er hele-
maal niet mee eens op grond van de argumenten welke zojuist naar voren