26 september 1968
241
ster daeht evenwel dat de tegenwoordige visie op de huisvesting van
bejaarden was, dat men af wil van de het is een beetje cru gezegd
opberghokken voor oudere mensen. De oudere mens is het waard in de
maatschappij te blijven en daarom betreurt ook haar fractie het dat het
openbaar maken van bedoelde terreinen geen doorgang zal vinden. Spreek-
ster ziet in de toekomst dat alle raadsleden in de onderscheidene tehui-
zen een plaatsje zullen vinden. Zij kunnen elkaar dan nog wel zien en dat
zal wel gezellig zijn, maar spreekster veronderstelt dat zij toch behoefte
zullen hebben om in de gemeenschap opgenomen te blijven, niet alleen via
de televisie en de radio maar ook door hen omringende jeugd. Spreek-
sters fractie wil de bejaarden niet zo apart houden maar meer in de ge-
hele bevolking opnemen, zoals ook de bejaardenhuisjes staande in een
gewone wijk, waar jong en oud dus bij elkaar wonen, verre te verkiezen
zijn boven apart geplaatste opberghuizen van bejaarden.
De heer Verkouw zegt dat hij, in stede van dat hij de heer de Ruiter
zover heeft kunnen krijgfen dat deze bereid zou zijn om in het krijt te
treden voor het nakomen van eenmaal aangegane verplichtingen, begrepen
heeft dat de heer de Ruiter daar allerminst behoefte aan heeft. De heer
de Ruiter heeft zelfs kritische beschouwingen naar aanleiding van spre-
kers betoog gehouden. Spreker merkt naar aanleiding daarvan op, dat de
heer de Ruiter ook in de stukken waaronder alle besprekingen in voor-
gaande raadsvergaderingen gehouden had kunnen duiken, welke hem
zeker ter secretarie ter inzage zouden zijn gegeven. Op dit ogenblik heeft
spreker er allerminst behoefte aan nog eens de voor- en nadelen te her-
halen welke van weerszijden zouden kunnen worden aangevoerd, over het
wel of niet openbaar zijn van een gedeelte van het Overbos en Kennemer-
duin. Daar is geen enkele reden voor anders had hij zijn vragen niet ge-
steld.
Er is naar voren gebracht dat de bejaarden geen behoefte hebben aan
openbaarmaking van het terrein, maar spreker wil er op wijzen dat voor
deze aangelegenheid het bestuur van Kennemerduin verantwoordelijk is.
De tegenwoordige voorzitter van het bestuur, mr. Helmig, heeft spreker
in een telefonisch onderhoud verklaard, dat hij zeer wel op de hoogte was
van de toezeggingen welke het oude bestuur hij noemde dat de werkers
van het eerste uur in het verleden had gedaan, maar dat de leden van
het tegenwoordige bestuur zich daar niet aan gebonden voelen. Spreker
zou zich kunnen voorsteilen dat men, juist uit respect voor degenen die
voor zijn gegaan, de zgn. werkers van het eerste uur, zich gebonden zou
achten aan het woord dat door hen is gegeven. Nu is gebleken dat dat niet
het geval is. Spreker heeft er geen behoefte aan meer over deze zaak te
zeggen. Hij zou zich maar laten verleiden dingen te zeggen die hem
in moeilijkheden zouden kunnen brengen en daarvoor past hij. Spreker
heeft de mogelijkheden aangegeven welke er nu nog zijn. Hij weet nu
dat de heer de Ruiter van één van die mogelijkheden geen gebruik zal
maken. Er is voorts dan nog de door hem aangegeven mogelijk-
heid voor het gemeentebestuur, dat een zeer belanghebbende partij in
deze aangelegenheid was. Spreker zal moeten afwachten of het gemeente-
bestuur daarvan gebruik maakt. Tenslotte rest spreker de derde moge-
lijkheid, waarbij hij natuurlijk helemaal niet weet hoe de minister hier-
over zal denken. Spreker achtte deze zaak belangrijk genoeg om haar in
het belang van de Heemsteedse burgerij op te nemen. Hij vindt het een
ernstige zaak als men een belofte breekt, want dat is het.
De heer De Ruiter zegt in eerste instantie te hebben gevraagd of, voor-
dat hij de door de heer Verkouw gewenste stappen onderneemt, kan wor-
den aangetoond dat er woordbreuk is gepleegd. De heer Verkouw vol-
staat er mee deze bewering te herhalen maar hij toont de juistheid niet
aan. Dat vindt spreker een zwak punt. De heer Verkouw verschaft de-