276
28 november 1968
WANDELPAD OVERBOS-KENNEMERDUIN.
De voorzitter zegt dat de heer Verkouw spreker heeft gevraagd een
verklaring te mogen afleggen.
De heer Verkouw zegt vöör de vergadering de voorzitter te hebben
gevraagd iets te mogen zeggen in verband met het debat dat heeft plaats
gevonden in de vergadering van 26 september j.l. over Kennemerduin, dat
uitliep op sprekers vraag of burgemeester en wethouders bereid waren de
correspondentie welke tussen de gemeente en de stichtingen Kennemer-
duin, Overbos en Kennemeroord over de aanleg van een wandelpad was
gevoerd, ter inzage te leggen. Burgemeester en wethouders zijn hieraan
voor een deel tegemoet gekomen door de correspondentie met de stichting
Kennemerduin ter visie te leggen. Het was een lijvig dossier. Het ging
spreker een ogenblik als iemand die een restaurant binnenkomt en zô'n
vol bord soep voorgeschoteld krijgt dat hij in de verleiding komt er maar
niet aan te beginnen. Spreker denkt dat, wanneer de voorzitter zou vragen
wie van de leden van de raad het dossier volledig hebben gelezen, er heel
weinig vingers zouden worden opgestoken.
Spreker wil beginnen met voorop te stellen hoe moeilijk, zowel voor de
stichting Kennemerduin als voor de stichting Het Overbos, het geweest is
om met het gemeentebestuur en de hogere overheid tot overeenstemming
te komen over de stichting van de tehuizen. Sprekers conclusie is, dat de
bereidheid van de stichtingsbesturen om aan een deel van hun bezittingen
het karakter van openbaar wandelpark te geven, met name om er aan
mee te werken dat er een openbaar wandelpark tussen de Herenweg en
de Burgemeester van Lennepweg tot stand zou komen, als een rode draad
door de stukken loopt. Ook de overheid, het rijk, gedeputeerde staten
alsmede de raad en burgemeester en wethouders hadden hun beleid daarop
afgestemd. Op deze bereidheid volgens Van Dale is dat geen bezwaar
hebben om iets te doen kwam het bestuur van Kennemerduin later
terug. Spreker zal uit de stukken een aantal passages woordelijk citeren.
Allereerst uit het verslag van de bespreking gehouden op 3 deeember
1955 tussen de wethouder, de heer Van Houten, enerzijds, en de ver-
tegenwoordigers van de Stichting Kennemerduin, de heren Ingwersen en
Steenbergen, anderzijds: ,,De heer Ingwersen vraagt of de gemeente er
niet voor te vinden zou zijn, dat het Overbos, in samenhang met het voor-
terrein van Kennemerduin ais openbaar plantsoen zou worden ingericht."
Voorts: ,,De heer Steenbergen vraagt of geen bcisis voor de medewerking
van de gemeente gevonden kan worden in dier voege, dat de Stichting
het hele terrein van Kennemerduin koopt, het door haar benodigde deel
bebouwt met een bejaardenhuis en enige losstaande bejaardenhuizen, en
het voorterrein, krachtens een soort gentleman agreement, tegen een sym-
bolische vergoeding van b.v. 1,per jaar, ter beschikking stelt van de
gemeente als openbaar plantsoen. De gemeente heeft dan de waarborg
dat het voorterrein in samenhang met het Overbos als openbaar park
beschikbaar blijft en de Stichting heeft een vrije wandeling voor haar
verpleegden in het tehuis." Spreker moet er bij zeggen, dat hiernaast een
kanttekening met potlood voorkomt: „dit aanbod is uiteindelijk niet aan-
vaard". De gemeente had daar dus bepaalde redenen voor, maar bij het
stichtingsbestuur was de bereidheid aanwezig.
Uit de notulen van de vergadering van burgemeester en wethouders van
14 december 1955: ,,De vergadering zou er mee kunnen instemmen dat
een deel van Kennemerduin voor het publiek opengesteld zou kunnen
worden, zoals gesuggereerd door de Gereformeerde Bouwcorporatie."
Brief van burgemeester en wethouders van 24 december 1955 aan de
Stichting „Kennemerduin": „dat wij met belangstelling van uw suggestie
hebben kennisgenomen waarover t.z.t. gaarne overleg zal worden ge-
pleegd." A .1